zaamheden vinden we in een declaratie van 's lands smid Jacob Smals. Op 28 oktober boort hij vier gaten in de pers. Op 11 november 1671 wordt opdracht gegeven tot uitbetaling van het tweede deel van de aanneemsom van Jacob Thoorn, wederom 700,-. Aangenomen mag worden dat het werk nu geïnstalleerd en gebruiks- gereed is. Uit het bovenstaande blijkt dat Jacob Thoorn maar een gedeelte van de muntpers zelf maakt. Alle messingdelen, het huis, de moer en de bollen, worden door Burgerhuys gegoten. Dit zal de reden zijn dat Thoom's aanneemsom voor de Zeeuwse Munt 500 lager ligt dan zijn bestek voor de Hollandse Munt, waar het huis van de pers van ijzer gemaakt zou worden. Dit ijzeren huis, dat weliswaar veel goed koper was, zou dan door Thoorn zelf gemaakt worden en zijn aanneem som dus verhogen. Het stansapparaat of de snijschaar Bij de eerste inrichting is er voorde munt één snijschaar gemaakt. Inde rekeningen zijn maar weinig vermeldingen te vinden. Johannes Burger huys levert enige messing bollen die mogelijk voor het stansapparaat gemaakt zijn: een bol van ruim 10 pond op 16 september, een van 5 pond op 1 oktober en een van 22Vi pond op 6 november. Zeker is dat ook de snijschaar in oktober opgesteld is. In de declaratie van Jacob Smals vinden we op de 16e oktober: "2 platen voor de schare gemaeckt" en op de 20e: "een ijzer met een slot aende schare gemaeckt". De pletters Gegevens over de fabricage van de pletters zijn eveneens zeer schaars. Op 23 mei heeft Johannes Burgerhuys zes messing pannen voor de pletmolens geleverd met een gezamelijk gewicht van 14714 pond. Wat deze pannen precies zijn, is mij niet bekend. Als in begin oktober het gehele werk geplaatst wordt, giet Burgerhuys opnieuw "een boven- decksel van een panne d'welck tot Rotterdam gebroken was". Jacob Smals levert op 19 oktober vier platen voor de pletters en twee dagen later nog een grote spie. Het molenwerk Het molenwerk, dat is het houtwerk van de pletmolen, is aangenomen door Jan van Hecke en Erasmus Beddeloo. Het is niet bekend wanneer zij de opdracht hebben gekregen en hoe hun bestek luidde. Waarschijn lijk zal ook het molenwerk in maart 1671 begonnen zijn. In juni ver klaart Jan van Hecke dat hij al het hout voor het molenwerk volgens het bestek heeft gereed gemaakt. Hij verzoekt om betaling van 250. Op 25 163

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 209