exsiccaten werden over geheel Europa gedistribueerd in ruil voor ande
re Europese planten. In vele Europese herbaria heb ik Zeeuws mate
riaal, verzameld door Walraven, onder ogen gekregen.
Van het leven van vier van de zes belangrijke verzamelaars van het
Zeeuws Herbarium - Walraven, Van den Bosch en de gebroeders Lako
- zijn voldoende gegevens voorhanden in floristische en biohistorische
literatuur (zie Jansen Wachter, 1939). Het leek mij daarom zinvol om
in deze publicatie te trachten aandacht te wijden aan twee overigen,
waarvan nauwelijks iets bekend was, t.w. Blaas ("tuinbaas op het
landgoed Moesbosch"; Verdoom, 1927) en Mej. Ogterop, die veertig
jaar lang het herbarium heeft beheerd.
WALRAVE BLAAS (1811-1877)
Blijkens een genealogie van het geslacht Blaas (Blaas, 1979) is Walrave
(roepnaam Warre) afkomstig uit een geslacht van Walcherse tuinlieden
en hoveniers. Hij werd op 7 februari 1811 te Middelburg geboren als
vierde kind van Evert Blaas, tuinman, die in 1798 gehuwd was met
Elizabeth Mortier, naar wier vader Walrave is vernoemd. De naam
Walrave is afgeleid van het latijnse Walaricus; St. Walaricus was om
streeks 620 abt in Picardië. Kort na Walraves huwelijk met Leintje
Tilroe op 30 oktober 1834 te Middelburg, trad hij in 1835 op 24-jarige
leeftijd als tuinman in dienst bij de familie Van Doorn van Koudekerke,
die het buiten Moesbosch te Koudekerke bewoonde, alwaar Walrave
en zijn vrouw zich vestigden. Uit hun huwelijk kwamen 7 kinderen
voort; Walrave stierf op Moesbosch op 10 juni 1877, waarvan drie
advertenties in de Middelburger Courant van 12 juni 1877 kond deden,
t.w. van zijn weduwe, van de familie Van Doorn van Koudekerke ("als
tuinman diende hijgedurende 42 jaren, met zeldzame trouw, ijveren
gehechtheid") en van de Walcherse Botanische Tuinvereniging ("het
missen van zijne uitgebreide en grondige kennis zal bij ons een
diepen indruk achterlaten").
Ofschoon er nu iets meer bekend is van de "tuinbaas op het landgoed
Moesbosch", blijven er toch omtrent Walrave Blaas vele vragen over.
Hij heeft het materiaal in een betrekkelijk korte periode verzameld (zie
fig. 5): het eerste exemplaar in 1832 - Blaas was toen 21 jaar - en het
laatste op 34-jarige leeftijd in 1845. Na zijn eerste vondst duurde het
geruime tijd, nl. tot 1838, voor hij wederom planten ging drogen. Fig. 5
laat zien, dat deze actieve periode duurde tot 1843. Ik heb vergeefs
getracht te achterhalen, waarom het drogen van planten, dat hij met
zoveel liefde en nauwkeurigheid heeft gedaan, zo abrupt is afgebroken.
De enige verklaring zou kunnen zijn het overlijden van zijn vader in
januari 1844, waardoor hij wellicht de zorg voor diens tuinderij buiten
de Dampoort op zich moest nemen.
6