toe noteert Comu in zijn declaratie voor welke muntsoorten de beitels
zijn, zodat we kunnen zien welke muntplaatjes gemaakt worden: op 28
december één voor de gouden ducatons en één voor ducatons, op 7
maart één voor dubbele stuivers en twee voor ducatons, op 17 mei twee
voor rijksdaalders evenals op 27 mei, op 2 december voor halve rijks
daalders. Als de aanmuntingen goed op gang komen, is er behoefte aan
een tweede snijschaar. Op 16 april maakt De Blieck voor Jacob Thoorn
een nette tekening voor een tweede exemplaar. Deze wordt pas half
december 1672 geleverd. Daniël de Blieck heeft twee volle werkdagen
nodig om de schaar te helpen plaatsen.
Gedurende het gehele jaar 1672 worden door Johannes Burgerhuys
diverse messing bollen geleverd en door Joris van Essen, 's lands
loodgieter, loden bollen. Deze bollen zijn ongetwijfeld voor de schroef
pers of de stansmachine gebruikt. Burgerhuys levert bollen van 8%,
1 l'/i, 9, 9% en 15% pond, waarschijnlijk alle vijf voorde snijschaar.
Joris van Essen levert 2 bollen van ieder 8V2 pond, één van 23l/i en één
van 15 pond, waarschijnlijk alle vier voor de snijschaar. Voorts levert
hij twee bollen van ieder 56 pond en twee bollen van ieder 92 pond,
waarschijnlijk voor de schroefpers. Bij zijn declaratie van 24 mei ver
meldt hij: nieuw lood aan de pers: 78 pond. Hieruit is dus met zekerheid
vast te stellen dat er toen loden bollen aan de pers bevestigd waren.
Zeer grote problemen zijn er echter met de pletters. Reeds begin januari
klaagt de muntmeester over het ongelijkmatige resultaat. Op 13
februari worden onderdelen ter reparatie naar Rotterdam gestuurd. De
Blieck schrijft Thoorn een brief waarin precies staat wat er aan de
pletters veranderd moet worden. Op 17 maart wordt het materiaal weer
naar Middelburg teruggezonden. Ook daarna moeten de pletters regel
matig zeer ingrijpende en kostbare reparaties ondergaan. De meeste
problemen zitten in de aandrijving van de stroken metaal, zowel de
rollen als de tandwieloverbrenging. Wel blijft men in Zeeland de piet-
molen langer gebruiken dan in Holland, waar men in de zomer 1672 de
muntplaatjes alweer met de hand gaat maken. Tot in de zomer van 1673
blijven de reparaties aan de pletters in de rekeningen voorkomen.
Over de kantschriftmachine is heel weinig bekend. Er zijn ducatons
met het jaartal 1671 en 1672 met kantschrift bekend. Maar deze zijn
zeldzaam. Het apparaat zal dus evenals in Holland nauwelijks bruik
baar geweest zijn. Alleen op 3 mei 1672 vinden we een declaratie van
Jaques Comu die op deze machine kan slaan: "1 ronde plaet tot de
raderen van de letters" en "4 oogen met swaluwsteerten tot letters".
Veel wijzer worden we hiervan niet.
167