In 1842 verzamelde Blaas van maart tot september niet minder dan 124 planten, waarvan alleen in de maanden juni en juli 83. In juni 1842 moet hem de gelegenheid zijn geboden om op niet minder dan 13 plaatsen op Walcheren te verzamelen, uiteraard in Koudekerke en directe omge ving, zoals Biggekerke, Dishoek, West-Souburg, Abeele, maar ook in Vlissingen en Middelburg, Zoutelande, Westkapelle, tot in Grijpsker- ke, Domburg, Oostkapelle en in Arnemuiden. Daarbij rijzen er diverse vragen: hoe deed hij dat allemaal in een tijd, waarin een tuinbaas slechts over één vervoermiddel moet hebben beschikt, nl. de benenwagen? Hoe is het mogelijk dat in een tijd, waarin het aanleggen van een herbarium was voorbehouden aan een doodenkele hoogleraar in de botanie en een handvol artsen, een eenvoudige tuinbaas, die mocht worden geacht van de vroege morgen tot de late avond in het zweet zijns aanschijns de kost voor vrouw en kinderen te verdienen, zich zo enthousiast op het verzamelen van planten kon toeleggen? Het ant woord op de laatste vraag kan misschien worden gevonden in het feit dat de toenmalige bewoner van Moesbosch, mr. Hendrik Jacob Baron van Doorn van Westkapelle, als Minister van Binnenlandse Zaken (1830-1836) en als Secretaris van Staat (1836-1843) met zijn gezin veelal in 's-Gravenhage zal hebben vertoefd, alwaar zij het buiten Eik en Duinen bewoonden. Dit moet Blaas ongetwijfeld een zekere vrijheid van handelen hebben gegeven. Met zekerheid kan worden vastgesteld, dat de etiketten bij het door Blaas verzamelde materiaal later zijn overgeschreven, waarschijnlijk door dr. G. van Hennekeler. Slechts één oorspronkelijk etiket is uit die periode bewaard gebleven (fig. 6). Ik meen dit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te kunnen toeschrijven aan Walrave Blaas, gezien ook het typisch Zeeuwse taalgebruik: "langst een greppel van een stuk bouwland agter Koudekerke" (fig. 7). Het is opmerkelijk, hoe zorgvuldig Blaas de vindplaats omschreef. Dezelfde zorgvuldig heid is ook terug te vinden bij het door hem verzamelde materiaal van de hazelaar Corylus avellanain maart 1842, toen er nog geen blade ren ontwikkeld waren, droogde hij een takje bloeiende katjes en in juli van hetzelfde jaar een takje met volgroeide bladeren! In het supplement op de' Enumeratio plantarum Zeelandiae Belgicae indigenarum, verschenen in 1845, vermeldt Van den Bosch ook vond sten van Blaas, waaruit blijkt, dat beide floristen met elkaar contact moeten hebben gehad. Volgens Verdoorn 1927) heeft hij later ook aan Walraven gegevens verstrekt voor diens "Enumerationes". Maar zijn herbarium-aktiviteiten had Blaas inmiddels gestaakt. ALBERTHA PETRONELLA OGTEROP (1860-1936) Blijkens schriftelijke informatie van Drs. P.J. van der Feen, aanwezig 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 21