in het Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied te Middelburg, is Albertha Petronella Ogterop van moeders zijde aan Middelburg ge lieerd. Haar moeder, Anna Tak, was afkomstig uit een doopsgezinde familie aldaar, waar de mannelijke leden handelaren en fabrikanten waren. Van der Feen voegt hieraan als notitie toe, dat het hun als niet-Calvinisten niet was toegestaan openbare ambten te bekleden. Anna Tak trad 1 september 1859 in het huwelijk met Albertus Gerardus Ogterop, geneesheer te Pijnacker, alwaar Albertha Petronella op 20 juni 1860 werd geboren. Kort na het overlijden van haar man op 4 januari 1878 vestigt de weduwe Ogterop-Tak zich met haar dochter te Middelburg. Van der Feen vermoedt, dat de belangstelling van Albertha Petronella Ogterop voor de botanie wellicht kan worden toegeschreven aan Hugo Leonardus Gerth van Wijk, sedert 1874 leraar plant- en dierkunde aan de Rijks-H.B.S. te Middelburg, die een achternicht van haar moeder trouwde. Het is echter ook niet onmogelijk, dat Albertha Ogterop via het doktergezin Berdenis van Berlekom in contact is gekomen met de arts A. Walraven. Meertens (1961) noemt haar nl. als een dergenen, die regelmatig vertoefden ten huize van de Van Berlekoms. Verondersteld mag worden, dat Mej. Ogterop behoorde tot de "gegoe de burgers" en dat er geen noodzaak was om door arbeid in haar primaire levensbehoeften te voorzien. Zij was een niet onverdienstelij ke tekenares, die o.m. kinderboeken illustreerde. In 1892 trad zij toe als lid van de Nederlandse Botanische Vereniging; in hetzelfde jaar werd zij ook aanvaard als "Directrice" van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Van der Feen tekent hierbij aan dat leden van het genootschap werden benoemd; dit was voorbehouden aan personen met een academische graad. Directeurs werden aangeno men en betaalden 15,60 (zes Zeeuwse rijksdaalders) per jaar; leden betaalden als regel geen contributie. In 1892 werd Mej. Ogterop samen met A. Walraven belast met het toezicht op de botanische verzamelingen, na de dood van Walraven bekleedde zij alleen de functie van conservatrice tot 1932. De laatste 25 jaar van haar conservatrice-functie had het Zeeuwse herbarium echter niet haar grootste aandacht. Eerder werd reeds vermeld dat Bertha Ogterop, zoals zij werd ge noemd, regelmatig vertoefde te huize van de Middelburgse arts dr. J.P. Berdenis van Berlekom, zoals Meertens (1961) schrijft in "een kring uit de liberale burgerij, die belangstelling had voorde sociale problemen en daadwerkelijk iets wilde doen voor de materiële zowel als voor de sociale opheffing van de minder bedeelden". Dat het tot daden kwam, bewijst het Zeeuwsch Jaarboekje 1900: Albertha Ogterop wordt hierin niet alleen genoemd als directrice van het Zeeuwsch Genootschap (p. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 22