der winkeldoende apothekers' een kruidentuin of 'Hortus Medicus' aan zullen
leggen42.
Op 30 december van dat zelfde jaar komt dit voorbehoud opnieuw aan de orde,
wanneer Van de Perre het voornemen kenbaar maakt om te komen tot de op
richting van een 'Publique Leesbibliotheek of Letterkundig Kabinet'43. Nog
geen vijf maanden later is dit voornemen inderdaad al verwezenlijkt. Door een
aanmerkelijke jaarlijkse toelage van Van de Perre was de jonge boekhandelaar
Jan Pieter Gillissen in staat gesteld om een 'uitgebreide verzameling van meestal
keurig gebonden boeken over verschillende wetenschappen [en] in onderschei
den talen' in een van de kamers van het Museum te plaatsen, 'waer vooreen ma
tige intekenprijs elk gelegenheid vond om, behalven het gebruik van verscheide
voorname oude en hedendaagsche werken, alle dagelijks uitkomende schriften
te lezen, en onder vriendelijke gesprekken te beoordeelen'44. Van deze eerste
'openbare bibliotheek' van Middelburg heeft Gillissen zelfs nog een catalogus
samengesteld, waarvan helaas geen enkel exemplaar meer is teruggevonden,
maar die - volgens Nagtglas - 'blijkens een voor den aanvang niet gering aantal
inteekenaren zeer in den smaak viel'45.
De vreugde zou echter maar van korte duur zijnDoor de dood van de bibliothe
caris Jan Pieter Gillissen (in december 1790) kwam de onderneming op losse
schroeven te staan, en reeds in mei 1791 is de leesbibliotheek weer ontmanteld.
De hele collectie is op 30 augustus 1791 in het 'Heeren-logement van Oranje' op
de Lange Delft te Middelburg door Pieter Gillissen publiek geveild. Ook van de
ze veilingcatalogus is spijtig genoeg geen enkel exemplaar meer tot ons geko
men, zodat we over het type boeken dat deze bibliotheek bevatte geen enkele
nadere mededeling kunnen doen46. Daarmee was de laatste uitbreiding van het
Museum in de kiem gesmoord.
Van een ander initiatief, de oprichting van een 'Ontleed- of Anatomiekamer' in
het Museum, is het stadium van de verwezenlijking namelijk nooit bereikt47. De
'Chronyk Almanach voor 1791 en 1792', waarin het Museum uitvoerig bespro
ken wordt, wijst als oorzaak van dit laatste vooral de 'ongunstigheid des tyds'
aan, en verder uiteraard de 'vroegtijdigen dood van den waardigen Van de Per
re'. Het is Van de Perre dus niet gegeven geweest om van zijn Museum een on
verdeeld succes te maken, al heeft het gebouw tot 1892 voor het Natuurkundig
Gezelschap dienst gedaan.
62