betalen. In oktober werd een kaarshouder met lekschotel ontvreemd van de
kaarsenkroon in de 17e eeuwse kamer. Deze schade is inmiddels vakkundig her
steld.
Aan het Stedelijk Museum te Zierikzee werd in bruikleen afgestaan een servies
je van negen kopjes en drie schoteltjes betrekking hebbend op de Nieuwe Visse
rij te Zierikzee. Het Genootschap ontving in ruil daarvoor in bruikleen twee
monsterplankjes voor de meekrapkeuring.
Tenslotte kan worden gemeld dat de portretten van prof. mr. M. Tydeman en de
Vice-admiraal G. Verdoorn door de heer N. van Bohemen werden gerestau
reerd.
Munten en penningen
De conservator drs. C.J.F. Klaassen bericht het volgende.
Op voorstel van het bestuur werd in de Algemene Vergadering van 9 december
1982 de functie van conservator van de numismatische afdeling van het Genoot
schap onder het stof vandaan gehaald. Lange tijd is er over de aanwezigheid van
een Munten en Penningenkabinet zelfs niet meer gesprokenalsof de hele collec
tie verdwenen was in de mist, een natuurverschijnsel dat in Zeeland vaak voor
komt en waarmee men vertrouwd is geraakt, zolang de misthoorn maar blaast.
Ook het uitblijven der onmelodieuze klanken van dit instrument begon een ver
trouwd beeld te worden tot aan de herdenking van de oprichting der Munt van
Zeeland te Middelburg van 1580 in 1980. De numismatische slaapster werd uit
haar slaap gehaald, hoewel met moeite. Het succes was verzekerd, de tentoon
stelling kon zich zelf bedruipen.
De collectie had de oorlog overleefd: in het jaarverslag 1948 schreef de toenmali
ge conservator H. Pieters, dat hij de collectie had uitgepakt, en wegens ontrui
ming van de Muntenkamer weer had ingepakt op zodanige wijze dat ze op korte
termijn weer voor studiedoeleinden kon worden geraadpleegd. Het belangrijks
te Zeeuwse materiaal werd in één vitrine geordend en tentoongesteld. Op voor
stel van de heer Pieters werd een plan gemaakt om de verzameling terug te
brengen tot een kern. Dit voorstel is gepubliceerd op pag. XV jaarverslag 1949-
50, wat nog maar een zwakke afspiegeling was van zijn ideeën, vertolkt in zijn
schrijven van 15 maart 1950 aan het Bestuur van het Zeeuwsch Genootschap. De
executie vond plaats in november 1950, toen een partij 'niet Hollandsche en
Zeeuwsche munten en penningen' op taxatie werden verkocht. Hiervan werd
melding gemaakt op pag. XII jaarverslag 1951.
Het was evenwel niet de eerste beeldenstorm die het kabinet had geteisterd. In
1792 werd de verzameling ook al 'gestroomlijnd' door de metaal verwijdering
van het goud; zilver werd gehandhaafd 'als de wezenlijke waarde voor de maat
schappij'.
De jaarverslagen 1952 t/m 1960 kunnen nog met droge ogen gelezen worden.
In 1961 werd met de Zeeuwse Museumstichting een overeenkomst aangegaan,
waarbij de overdracht in bruikleen van de verzameling plaats had aan voor
noemde Stichting. De conservatores werden bedankt, het stilzwijgen werd vol
komen bewaard.
Namens het Genootschap werd mij op 15 december 1982 meegedeeld dat de Al
gemene Vergadering van 9 december d.a.v. het voorstel tot benoeming als con-
XII