Uit het voorgaande mogen we vaststellen dat de dampkring met al zijn verschijn selen in de jaren zeventig van de achttiende eeuw volop in de wetenschappelijke (en vooral medische) belangstelling geraakte. Meer dan ooit tevoren werd daar door de noodzaak gevoeld om te komen tot een organisatie voor het coördineren van weerkundige en medische waarnemingen. In een tijdsbestek van enkele ja ren zien we dan ook de verwezenlijking van deze behoefte door de oprichting, in verschillende delen van Europa, van dergelijke doelgerichte genootschappen'1. Zo ontstaat in 1776 in Frankrijk de 'Societé Royale de Médicine'7, in 1779 te 's- Gravenhage de Nederlandse Natuur- en Geneeskundige Correspondentie So ciëteit, en in 1780 te Mannheim de internationaal georiënteerde Societas Mete- orologica Palatina8. Daarbij spitste de laatstgenoemde organisatie zich vooral toe op het meteorologische werk. Waarnemer voor de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie Sociëteit (1779- 1781) De eerste meteorologische waarnemingen van Johan Adriaen van de Perre date ren van 8 augustus 1779. In augustus placht hij naar het kasteel Westhove bij Oostkapelle terug te keren, na een kort tussentijds verblijf in de stad. De ge noemde observaties zijn dus zo goed als zeker voor het eerst op dit buitenverblijf verricht. Nu is het bekend dat alle begin moeilijk is, zeker voor iemand die het zichzelf moet Ieren. Wie de verhandelingen van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie So ciëteit raadpleegt voor de maand augustus 1779 mag direkt constateren dat Van de Perre alvast geen uitzondering op deze regel vormt9. De secretaris, die de in gekomen metingen bewerkt en rangschikt, zegt het trouwens bijzonder eerlijk. Hij weet met de eerste observaties van de "Hoogedele Hooggeboren Heer van de Perre, heer van Nieuwerve, enz. enz.' geen raad. De gemiddelde maandtempe- ratuur die door Van de Perre is opgegeven blijkt 'zo ongemeen hoog', dat deze 'op de rang van de overige media' gemiddelden] niet goed viel 'te schikken'. Op basis van de 22 dagen die hij waargenomen had, was door Van de Perre als gemiddelde een waarde van 75,93 °F 24,4 °C) berekend, zo'n zeven graden boven het maandgemiddelde van de negen overige plaatsen in Nederland. Een dergelijk groot verschil, dat kon niet! Bovendien was het een 'medium, t welk met geen mogelijkheid hier te lande kan plaats hebben', zo werd door I.J. van den Bosch nog opgemerkt. Waarschijnlijk was de thermometer defect geweest, of had hij in de zon gehangen. De opstelling blijft in elk geval nog even proble men geven, en het wordt er niet eenvoudiger op wanneer later dat jaar nog twee andere Middelburgse waarnemers (de heren P. de Fichte en L. Bomme) hun waarnemingen eveneens gaan inzenden. Bij de metingen van de maand oktober blijkt er tussen de drie heren zo'n groot verschil te bestaan, dat Van den Bosch ze maar eens aanspoort om hun thermometers onderling te vergelijken, ten einde 'de reden van dit verschil na te vorschen'10. Kennelijk is dit gebeurd, want hierna worden er geen extreme afwijkingen meer gemeld. Overigens had de Sociëteit ook met andere waarnemers wel problemen onder vonden. Een waarnemer te Dordrecht had bijvoorbeeld al zijn metingen bin nenshuis uitgevoerd. De 'Heren Directeuren van de Correspondentie' lieten daarom in het eerste deel van de 'Verhandelingen' maar eens een uitvoerig "Plan tot het doen van weerkundige waarnemingen' afdrukken, met uitgebreide aan wijzingen voor de opstelling van de instrumenten. Deze instructie is zeer lezens- 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 112