Ie, in Vlissingen en in Middelburg. (De laatstgenoemde plaats stond toen nog in
open verbinding met de zee.) Via de Natuur- en Geneeskundige Corresponden
tie Sociëteit kon hij verder over uitgewerkte 'Geboorte- en Sterflijsten' beschik
ken, en zo treffen we ook deze gegevens in de 'Ephemerides' aan. Per maand
staat het aantal overledenen op Walcheren aangegeven, sedert 1784 zelfs uitge
splitst naar de verschillende doodsoorzaken. Vooral dit laatste paste uiteraard
geheel in de toenmalige medische interesse voor het klimaat.
Van het begin af aan heeft Van de Perre tenslotte ook nog botanische observaties
verricht en naar Mannheim ingezonden. Ze worden echter pas met ingang van
1784 gepubliceerd, vooral omdat de redactie van de 'Ephemerides' problemen
had met een vertaling van de vaak Nederlandse benamingen naar het Latijn.
Kennelijk stappen ze later toch over dit bezwaar heen. De 'Observationes bota-
nicae, magno studio ordine ab autore conscriptae' vermelden voor verschil
lende maanden van het jaar enige kenmerkende bijzonderheden in de ontwikke
ling van de natuur43.
Van de Perre's atmosferische elektrometer.
In september 1784 breidt Van de Perre zijn metingen nog iets verder uit, zoals
blijkt uit het commentaar dat hij bij die maand neerschrijft44. Voortaan zal hij
ook nog de hoeveelheid dauw opgeven, zoals hij die opvangt in een 'schotel van
één vierkante Rijnlandse voet, geplaatst op de naakte aarde'. Curieus genoeg
doet hij deze meting zowel binnen de muren van zijn woning als buitenshuis. Een
gegeven dat toch wel iets zegt over de vochtige toestand van de achttiende eeuw-
se behuizing!
Belangrijker is echter dat Van de Perre zich vanaf dat ogenblik ook bezig gaat
houden met het vraagstuk van de atmosferische elektriciteit. In de 'Ephemeri
des' bespreekt hij uitvoerig hoe hij de graad van elektrische geladenheid van de
regen opmeet. Behalve de vertrouwde en gevestigde methode met behulp van de
regen-elektrometer van Cavallo45 heeft hij ook nog een (naar het zich laat aan
zien) eigen methode ontwikkeld om de 'dampkrings-elektriciteit' te bepalen. Op
papier is het een fraaie methode, gebaseerd op het natuurkundig gezien zeer lo
venswaardige principe van een 'nulmeting'. Wie vertrouwd is met de fenomenen
van de statische elektriciteit zal echter wel beseffen dat Van de Perre niet altijd
even eenvoudig aan zijn resultaten moet zijn gekomen.
Hoe ging de methode dan in zijn werk? Hij gebruikte twee lange van hennep ver
vaardigde draden, die hij tussen twee palen opspande. Eén van beide draden
bleef droog, terwijl de andere door de regen begoten werd. Bij iedere draad
werd dan vervolgens nagegaan of er aan een elektroscoop met twee vlierpitbolle-
tjes enige 'elektriciteit werd meegedeeld'. Een 'Condensator' (ofwel een elek-
trofoor van Volta) kon dit 'signaal' nog iets versterken. In beide gevallen werd
dan met enige 'luchtige' penseelstreken boven op de afsluitende 'condensator'
de uitwijking van de vlierpitbolletjes opgevoerd tot aan het hoogste punt op de
schaalverdeling. Het verschil in het aantal benodigde 'penseelstreken' werd dan
genoteerd, en als een maat beschouwd voor de 'atmosferische elektriciteit'.
Enige nadere bijzonderheden overzijn methode geeft Van de Perre in een brief,
die hij in september 1785 aan de Delftse meteoroloog Dr. Jacob van Breda ver
stuurt46. Deze was toen juist bezig met dit vraagstuk, want Van Breda's 'Verhan
delingen over de Electriciteit van den Dampkring' werd in 1786 door de Hol-
landsche Maatschappij der Wetenschappen bekroond47. Tegenover Van Breda
83