waarnemingen voor de Societas, dan mag op alle medewerking worden gere kend. Van Swinden was beslist een autoriteit op dit gebied. Tijdens zijn profes soraat in Franeker had hij meer dan tien jaar lang dagelijks ieder uur de stand van de kompasnaald laten noteren, en in de verhandelingen van verschillende wetenschappelijke genootschappen had hij hierover gepubliceerd52. Het ligt dan ook voor de hand dat Van Swinden het gevraagde instrument in Fra neker laat vervaardigen. Zijn voormalige medewerker en instrumentmaker Sij- brand Taekes van der Vliet (1740-1806) wist immers precies hoe Van Swinden het wilde hebben. Van de Perre ontvangt het instrument in april 1786. In ver band met de hevige vorst was er nogal wat vertraging bij de verzending ontstaan, maar het enthousiasme is daarmee des te groter. Per omgaande post wordt aan Van Swinden zijn 'hartgrondige dankbaarheid en genoegens deswegens' meege deeld. 'Ik heb het werktuyg terstond geplaatst en in order gebragt' zo laat hij de hoogleraar weten. Hij moest immers eerst 'al het fort en faibel' van het kompas 'genoegzaam' leren kennen, voordat hij de brief zou kunnen verzenden. Maar gelukkig rijzen er zo op het eerste gezicht geen problemen, en ontstaan die nog dan zal de beschrijving van het kompas in de 'Mémoires de l'Académie' waarschijnlijk de oplossing wel brengen53. Van de Perre behoeft dan de 'Hoog geleerde Heer' niet met onnodige vragen lastig te vallen. Verder zal zijn broer, de 'Bewindhebber', binnenkort zorg dragen voor de som van 60,- die Van de Perre voor het instrument verschuldigd is. De brief wordt tenslotte besloten met een staatje van de meest recente waarnemingen betreffende 'den Thermometer en de dikte van het ijs in en bak van 1 Rhijnlandse vierkante voet'. Het is dan ook een 'langdurige winter', zo verzucht Van de Perre. Ruim een maand later blijkt de betaling van het instrument toch nog problemen te geven, en alhoewel dit eenvoudig via een 'koopmans-bode op Amsterdam' kan worden geregeld, biedt het Van de Perre een goede gelegenheid om 'eenig nader onderrigt' te verzoeken 'nopens het gebruyk der schroeven van den noni us, waarvan ik het regte gebruyk nog niet wel ken'. Het is een onbegrijpelijk ver zoek. Het principe van de nonius is op verschillende instrumenten van de Socie tas toegepast, en Van de Perre zou dit nog niet kennen? Waarschijnlijk moeten we deze vraag dan ook zien als een beleefdheidsfrase, al blijft het vreemd dat het instrument pas in oktober vermeld wordt bij de waarnemingen in de 'Ephemeri- des'54. 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 123