noemd wordt mag toch ook deze zomer als extreem heet worden bestempeld. Labrijn geeft als zomer-gemiddelde 18,6 °C, dat is een waarde die slechts over troffen wordt door 1826 en 1947. De Engelse klimatoloog J. A. Kington, die een speciale studie van het weer in deze jaren gemaakt heeft, noemt 1781 een keer punt voor zowel het weer als de landbouw in Europa61. Het jaar markeert bij voorbeeld het einde van een serie uitzonderlijk goede zomers voor de Europese wijnbouw. Het voorjaar van 1782 brengt daarop zeer zware regen- en sneeuw buien over het gehele continent. Zelfs tot in Italië toe, waar men de hevigste sneeuwval sedert mensenheugenis mag optekenen62. Het jaar 1783 is niet minder bijzonder63. De zomer behoort tot de acht heetste zomers die ooit in Nederland zijn waargenomen, en de maand juli was de heet ste, zowel als de droogste in2'/2eeuw. Het betekende een ware ramp voor het ge was, temeer daar de droogteperiode werd afgesloten met hevige hagelstormen. b. De buitengewone nevel van 1783. Een zeer merkwaardig verschijnsel was een 'zwavelachtige nevel' die in de maanden juni en juli 1783 door geheel Europa kon worden waargenomen64. De nevel had als eigenaardig optisch effect dat de zon als een rode bal aan de hemel stond. Bovendien scheen het geheel een schadelijke invloed te hebben op het ge was. Al met al was het verschijnsel dermate opvallend dat de Societas er nader hand nog een speciaal onderzoek naar liet instellen. Uiteindelijk is gebleken dat de nevel samenhing met een zware vulkanische uitbarsting op IJsland. Op 8 en 18 juni was hier de vulkaan Laki aktief, en tijdens deze erupties werden zulke grote hoeveelheden vulkanische as in de atmosfeer geblazen dat het effect ervan nog maandenlang merkbaar was. Van de Perre nam de nevel voor het eerst waar in de ochtend van de 17e juni. In de loop van de dag ging het echter regenen, zodat de enorme omvang van de ne vel pas ten volle duidelijk werd rond het middaguur van de 19e j unitoen de lucht weer opklaarde. Vervolgens werd de nevel in een vrijwel ononderbroken inten siteit geobserveerd tot op de 19e juli. Tijdens een onweersbui draaide toen de wind, waarmee het verschijnsel verdween. Al met al was het de eerste maal in de geschiedenis van de meteorologie dat het effect van een vulkanische uit barsting op de atmosfeer systematisch door vele waarnemers is vastgelegd. De vulkanische oorsprong van de nevel was voor deze waarnemers zelf overi gens lang niet duidelijk. Een mooi voorbeeld daarvan wordt gegeven in een klein boekje dat in juli 1783, nog voor het verdwijnen van de nevel, te Groningen ver schijnt65. De schrijver ervan is Sebald Justinus Brugmans, 'Meester in de Vrije Konsten' en tevens 'Correspondent van het 'Natuur- en Geneeskundig Genoot schap in 's Hage'. In deze 'Natuurkundige Verhandeling over de Zwavelagtigen Nevel [welke sedert] den 24 Juni 1783 in de Provincie van Stad en Lande en nabu rige landen [is] waargenomen' denkt hij opvallend genoeg wel even aan een vul kanische oorsprong, maar hij verwerpt deze theorie onder meer vanwege het ge- lijktijdige optreden van de nevel over een zeer uitgestrekt gebied. Volgens hem is het waarschijnlij ker dat de oorzaak van het een en ander in 'onzen eigen damp- kring' gezocht moet worden. Na een reeks proeven met planten had Brugmans gevonden dat een geringe concentratie zwaveldamp (S02) bij deze planten een soortgelijke reactie te weeg bracht als die welke de nevel in de natuur veroor zaakt had. (Een knappe constatering, want inderdaad moeten er bij de erupties grot&hoeveelheden S02 in de atmosfeer terecht zijn gekomen!) Dit gegeven 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 126