1660-1734) .Deze theorie gi ng er van uit dat alle brandbare stoffen een soort van
'vuurstof' zouden bevatten, het 'phlogiston' genaamd. Verbranding kon bij
voorbeeld verklaard worden als het ontwijken van phlogiston, waarbij een res
tant, 'de kalk', achterbleef. Met de ontdekking van de gassen werd een verkla
ring iets moeilijker, al werd aanvankelijk toch wel geprobeerd om ze in de phlo-
giston-theorie in te passen. Hun onderlinge verschillen werden bijvoorbeeld
verklaard door aan te nemen dat het 'element lucht' in meerdere of mindere ma-
9.2. Priestley's opstelling voor het aantonen van de schijnbare omzetting van wa
ter naar lucht.
Waterdamp uit kolf ab wordt door een pijp van aardewerk cd geleid, waarin-
als gevolg van het gloeiende kolenvuur - de 'omzetting' plaats vindt naar
'permanente lucht'welke in fles n wordt opgevangen.
te verbonden was met het phlogiston. Het zuurstofgas dat de verbranding van
stoffen zo sterk bevorderde moest kennelij k in staat zijn om veel phlogiston op te
nemen. Dit gas werd dan ook aanvankelijk 'gedephlogisteerde lucht' genoemd:
lucht ontdaan van alle vuurstof! Het stikstof-gas, waarin niets tot verbranding
wilde komen, moest daarentegen wel volledig met het phlogiston verzadigd zijn.
Het werd dan ook 'gephlogisteerde' of 'bedorven lucht' genoemd.
Tegen dit gevestigde stelsel werd vanaf 1776 oppositie gevoerd door de Franse
aristocraat Antoine Laurent de Lavoisier (1743-1794). Zijn opvattingen bleken
op den duur deugdelijker te zijn, en ze hebben dan ook tot de hedendaagse che
mische inzichten geleid. Toch had Lavoisier tot 1785 maar nauwelijks volgelin
gen. Zijn argumenten waren daarvoor nog niet sterk genoeg. Het opmerkelijke
is nu, dat het juist de hierboven genoemde experimenten met water zijn geweest,
die enorm hebben bijgedragen tot de omverwerping van het oude stelsel en de
invoering van het nieuwe. Pas toen duidelijk werd dat het water, dit 'oer-oude
FIJI.
rt
95