INLEIDING. 1. H.H. Zwager, Nederland en de Verlichting, (Bussum, 1972), 5. Vgl. Mijnhardt (1979). 2. Dekker (1955); Snelders (1976); Hooykaas (1977). 3. Voor Nederland valt hierbij te denken aan het initiatief van Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778), een lakenfabrikant wiens nalatenschap een man als Martinus van Marum in staat stelde om fundamenteel fysisch-chemisch onderzoek te verrichten, (vgl. Forbes, Lefebvre De Bruijn (1969-1976).) Een ander voorbeeld betreft het 'Gezelschap der Hollandsche Scheikundigen', een groepje begaafde chemici, die bij hun werk financieel ondersteund werden door een aantal Amsterdamse bankiers. De Utrechtse hoogleraar in de scheikunde Gerrit Jan Mulder (1802-1880), de man die Nederland de eerste professionele laboratoria be zorgd heeft, wist naderhand hun ondersteuning dermate te waarderen, dat hij de na men van deze bankiers waardig achtte om geschreven te worden 'boven iedere inrig- ting voor Natuur- en Scheikunde in ons vaderland'. (Snelders (1980), 55-57). 4. Mijnhardt (1979), 12, 20. I. DE LEERJAREN VAN EEN REGENT (1738-1768). 1. Over het geslacht Van de Perre zie: J. Kluiver, 'Van de Perre'. EVZ II (1982), 496- 497; A. Meerkamp van Embden, 'Van de Perre', NNBWV (1921), 484; Nagtglas (1888-1893), II, 370-379. 2. Van der Bijl (1981), 71, 201209-210. 3. Nagtglas (1888-1893), II, 374. Over Johan Adriaen van de Perre zijn biografische arti kelen gepubliceerd door de in noot 1 geciteerde auteurs, en bovendien door: Van der Palm (1790); Scheltema (1806), 182-183; H. Sluijters, Korte Levensschetsen van eeni- ge Vermaarde en Verdienstelijke Zeeuwen, [Middelburg, 1845], 77-79; Van der Aa (1852-1878) en J.G. Frederiks, Biographisch Woordenboek der Noord- en ZuidNe- derlandsche Letterkunde, (Amsterdam, 1888', z.j.2). Zie ook: Nijk (1917); Schoute (1923); De Groot (1960): hoofdstuk IV: 'Te Middel burgbij Van de Perre 1788-1794'; Jilleba (1979) en Zuidervaart Hoitsma (1982). Voor contemporaine geschriften zie bovendien de hierachter opgenomen bibliogra fie. 4. Kesteloo (1902), 64. Bovendien werd Johan van de Perre op 11 april 1730 benoemd tot waardijn van de Grafelijke Munt van Zeeland. (RAZ, Arch. Staten van Zeeland 1672, fol. 58vs). Het zilveren zegelstempel dat door Johan van de Perre bij zijn ambte lijke functies is gebruikt berust in de collectie zegelstempels van het KZGW (RAZ). Voor zijn dissertatie De Usuris [Lugd.Bat.1734] zie: RAZ FA Schorer 1138. 5. Voegler (1894), 546. 6. F.P. Polderdijk, 'De houtzaagmolens bij Nieuwland (1632) 1722-1902', Archief ZGW 1936,70-71. 7. RAZ FA Van Doorn van Westkapelle 15, brief 22 april 1763; hierin meer correspon dentie betreffende de genealogie Van de Perre, o.a. met G. van de Perre, geboren Roos te Brussel en met Jona Willem te Water. 8. Zie de brieven genoemd in de voorgaande noot, en verder: PBZ, coll.handschr. (KZGW), brieven aan Te Water d.d. 25 juni 1784 en maart 1787. vgl. Te Water (1822), 198. In de Bibliothecae Te Wateranae (pars altera), [Leiden, 1823] wordt Te Water's eigen afschrift van de op 10 april 1786 te Brussel bekrachtigde genealogie ver meld. (p. 52, nr 73.) 9. De enige tante van vaderszijde (Maria Barbara van de Perre) was gehuwd met de Mid delburgse predikant Albertus Voget (1695-1771); naar het schijnt zeer tegen de wens 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 173