We gaan verder voorbij aan het aangrenzende 'Cabinet van de Roode Kamer', en ver volgen de tocht via de 'Gaanderij' langs de 'Meijdekamer' naar wat waarschijnlijk de slaapkamer is geweest van Jacoba van den Brande. Hier treffen we opnieuw Spaanse matten op de vloer aan, ditmaal opgeluisterd met enige 'geruite carpetjes', waarop een twaalftal bruine stoelen en een blauw getint hemelbed. Bij de schouw hangen een paar silhouetten van 'de twee Heeren Van de Perre', en in de haard zelf liggen een koolijzer, een tangen een veger. Tegen de muur staan twee ka- binetkasten, de eerste 'zwart verlakt' en de tweede van notenhout. Beide zijn ze voor zien van een vijfdelig kaststel van blauw porselein. Een toilettafel met dito spiegel en een spiegel in vergulde lijst besluiten de opsomming van de goederen in deze slaapkamer. De notaris gaat dan via het 'Portaal', waar een grote Oost-Indische kist met koperen beslag staat, naar de tweede slaapkamer met het daarnaast gelegen 'Cabinetje'. Het zijn waarschijnlijk de slaapvertrekken van Johan Adriaen. Zijn bed is een 'Tombeau met groen morijn behangsel en kwasten'. Ernaast staan twee eiken beddetafeltjes waarin een gelijk aantal tinnen waterpotten. Als char mant detail valt in deze lijst nog het ingelegde liqueurkastje op, dat verscholen staat in het aangrenzende kabinet. In deze ruimte moet de 'Hofmeester' iedere ochtend de 'klederen van Mijn Heer uitgeborstelt of afgeklopt' gereed laten leggen. (RAZ coll. Van de Perre-Schorer49'Reglement'voor het huispersoneel, z.d.) De tocht gaat ver der. Na nog een 'Logeerkamer' geïnventariseerd te hebben daalt notaris Van der Lin de af naar de begane grond. (De bibliotheek slaat hij daarmee over.) Door de ruime marmeren hal. waarin de borstbeelden van Socrates en Demosthenes vandaag de dag nog steeds te zien zijn, bereikt hij de woonvertrekken. Dat zijn er een zevental. De inventaris beschrijft de 'Roode Kamer Beneden', de 'Salon', de 'Tapijtkamer', de 'Eetzaal' en een drietal kleinere vertrekken. De luxe van het interieur valt er goed uit af te lezen: het aantal meubelen is zeer talrijk, maar grote kasten ontbreken. Wel zijn aanwezig: diverse penant-, thee-, speel- en schrijftafels, een aantal commo des en een enkel buffet. Uiteraard ook talloze stoelen en fauteuils. Als regel zijn deze met zijde of damast bekleed. Zo staan er in de 'Salon' (de middelste tuinkamer) acht stoelen en tien fauteuils met groene en witte zijden damasten kussen en 'vergulde voe ten en rug'. Daarboven prijkt een glazen kroon met zes armen. De 'Salon' is de gebruikelijke ontvangstruimte voor vrienden en relaties. De kamer dient dan ook extra verzorgd te worden 'op de dagen dat er menschen gesprooken worden'. Volgens het huis-reglement mag dan alleen de 'Hofmeester' de gasten bedienen, uiteraard in het daartoe geëigende kostuum. Dit livrei is zeer belangrijk. Zo dient de kok zich ieder keer te verkleden wanneer hij vanuit de keuken verder het huis in gaat, en het livrei vervolgens weer uit te trekken wanneer hij opnieuw aan zijn 'Huijswerk' gaat. Keren we terug naar de rondgang. We gaan naar de 'Tapijtkamer', een ruimte die an no 1983 nog vrij ongeschonden aanwezig is, in gebruik als de civiele raadzaal van de Arrondissementsrechtbank. Het doek van de wandvullende tapijten moet beslist van enorme kwaliteit zijnwant er is nog nauwelijks slijtage te zien ondanks het feit dat er achter het grootste tapijt (de "Triomf van Mars') twee deuren schuilgaan, die het ta pijt bij iedere opening mee laten scharnieren. De gobelins zijn afkomstig uit het Brusselse atelier van Daniël Leijniers, en behoren tot het laatste werk van deze grote tapijten-fabrikant. De architect Van Baurscheit heeft ze in mei 1763 met veel verve aanbevolen. Volgens hem streven de Brusselse ta pijten alles voorbij 'datter in Italien en Vrankrijck' ja zelfs 'in de geheele bekende we- relt' mogelijk is. Ze zullen het echtpaar Van de Perre 'het schoonste ameublement' bezorgen waardig om 'eenen konincken prins te onthaelen'. (vgl. Jilleba (1979), 24 en aldaar afb. 4-8.) In 1796 staan in de 'Tapijtkamer' een tiental stoelen met groen damast, een gelijk aan- 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 176