59. Verhandelingen van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam, 9 (1790), 9, 60-64. 60. Labrijn (1945), 89. Metingen van Zwanenburg gereduceerd tot de Bilt. 61Kington (1980)28vgl. JA. Kington'Daily synoptic weather maps from the 1780s: A research project of synoptic climatology, Meteorological Magazine, 104 (1975), 33 - 52. 62. J. A. Kington, 'The spring of 1782', Climate Monitor, 8 (1979), 65-75. 63. H. Geurts, 'De uitzonderlijke zomer van 1783 met de warmste juli sinds het begin van de waarnemingen', Weerspiegel, 7, (1982), 355 - 359. 64. Kington (1980), 23 - 25; Geurts (voorgaande noot), 356; Cappel (1980), 23 - 24. 65. vgl. Terpstra (1981), 106 - 109; Sebald Justinus Brugmans (1763 - 1819) werd later hoogleraar te Franeker en Leiden. Het hier behandelde boekje was in het bezit van Van de Perre. (Cat. Bibl. p. 62, nr. 600.) Volgens J. van der Lingen, Bibliografie van het Nederlandse klimaat, en atmosferische omstandigheden in Nederland, (De Bilt, KNMI, 1983) verscheen in 1784 een tweede publicatie over deze nevel, namelijk: J.C. Christ, Verhandeling over de buitengewone weêrsgesteldheid des jaars 1783, ten aanzien van den aanhoudenden en hevige nevel- damp... (Uit het hoogduitsch vertaald, Nijmegen, 1784). 66. Ingen-Housz (1785). 67. Kington (1980), 30. 68. Te Water (1822), 206. 69. H. Geurts,'De merkwaardige winter van 1788/1789', Weerspiegel 9 (1982), 6-10. 70. Van de Perre (1788), Appendix 99: 'Status Meteorologicus Annuus'. 71. Kington (1980), 26-34. 72. vgl. P.M. Kelly, 'Klimaatvoorspelling', Natuur en Techniek 51, (1983), 257 - 271. Zie ook noot 61. 73. Van de Perre's observaties zijn bijvoorbeeld gebruikt door de 'Climatic Research Unit' van de 'University of East Anglia' te Norwich U.K. (volgens vriendelijke mede deling van John Kington, klimatoloog aldaar (brief d.d. 2 juni 1983). IX. FYSISCHE EN CHEMISCHE LIEFHEBBERIJEN. 1vgl. Dekker (1955) en Snelders (1976). 2. Teyler's Museum: FA Van Breda, portefeuille VIII. 3. De Bruijn (1979), 53 - 55; Snelders (1982), 94 - 95. 4. Kuenen (1919), 32 - 33; Wiesner (1905), 245 - 250. 5. B. Dibner, Heralds of Science, (Norwalk, 1955), 19 - 20; vgl. ook: Wiesner (1905); NNBW VI, 832 - 837 en C.G. Gillispie, Dictionary of Scientific Biography, (New York, 1970-1976), (artikel van P.W. van der Pas.) 6. Wiesner (1905), 44 - 45; F.X. de Feller, Geschiedkundig Woordenboek of beknopte le vensbeschrijvingen van Mannen, die, zich door vernuft, begaafdheden, deugden, dwa lingen of misdaden hebben beroemd of berucht gemaakt, ('s-Hertogenbosch, 1828- 1852) dl. XVI, 497 - 503. (s.v. Mesmer) vgl. H.J. Störig, Geschiedenis van de Wetenschap van Middeleeuwen tot negentiende eeuw, (Utrecht/Antwerpen, 1965), 220. 7. Ingen-Housz (1785), I, 248 - 255. 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 194