bestuur ook meegaander werd wat betreft het tweede grote verlangen van de ra dicalen: een optreden tegen de aanhangers en de leden van het oude bestuur. Basis voor de concessie van het bestuur was een rapport van een beleidsvoorbe- reidende commissie uit november (een rapport dat zelf het resultaat was van eer dere toezeggingen, en dat enige tijd in de ijskast gelegen had). Dit rapport heeft de verdere gang van het onderzoek bepaaldx. De commissie had geadviseerd wèl een onderzoek in te stellen, maar met de nodige omzichtigheid. Doorslaggevend is de eis van velen dat zo'n onderzoek plaats moet vindeneen verlangen dat eene gezonde Staatkunde met de stride rechtvaardigheid doet coïncideren. De commis sie ziet wel grote juridische en politieke bezwaren die aan het in te stellen onder zoek kleven. Na de plunderingen in 1787 en 1788 zijn amnestieën afgekondigd, en het intrekken van eenmaal genomen juridische besluiten is het betreden van een hellend vlak. Bovendien moet men voorzichtig zijn met het instellen van commissies van onderzoek: men kan zich na 'tgeen in Frankrijk is gebeurd, veilig dispenseren van een tafereel der schrikbare gevolgen op te hangen van het instellen van Commissieën, welke uit hoofde der omstandigheden met een buitengewone magt voorzien, zich onder den naam van revolutionaire maatregelen eene judica ture aanmatigen, welke op inquisitie uitloopt. Deze door de Franse terreur inge geven angst vormt de achtergrond voor en de rechtvaardiging van het in onze ogen wellicht wat overtrokken respect voor de legaliteit dat de hele gang van za ken rond het onderzoek kenmerktMaar waarschijnlij k moet men zeggen - twee eeuwen ervaring met revoluties stemt somber - dat dit respect wel degelijk re alistisch is en berust op een gezonde dosis politiek instinct. Toch betekent deze omzichtigheid dat de uiteindelijk ingestelde commissie van onderzoek haar werk niet goed kon doen. Op 1 maart 1796 werd ze beëdigd, en kreeg een instructie mee die haar bevoegdheden en opdracht bij het verrichten van haar politiek (niet juridisch) onderzoek regelde9. De eerste artikelen betref fen de huishoudelijke zaken en de opdracht: onderzoek te verrichten naar de plunderingen en de geweldenarijen die in de jaren 1786-88 in de steden en op het platteland van Zeeland hebben plaatsgevondenBinnen drie maanden moet een lijst worden opgesteld van alle betrokkenen, onderverdeeld in vier categorieën: de Bewerkers en Begunstigers (bedoeld zijn achterliggende agitatoren, die het volk voor eigen doeleinden gebruikt zouden hebben), de Aanvoerders en dade lijke Deelnemers. De volgende artikelen regelen de bevoegdheid van de com missie. Ze heeft toegang tot alle archieven, ze mag iedereen waarvan ze aan neemt dat hij kan bijdragen tot het onderzoek voor zich roepen en ondervragen. Zo iemand is verplicht te antwoorden (a.14) en als hij zwijgt kan de commissie hem laten gijzelen (a. 15). Geheel in de lijn der verwachtingen houdt het bestuur een nauwlettend oog op de werkzaamheden rond het onderzoek. De dag na de installatie plaatste de commissie een advertentie in de Middelburgsche Courant, waarin ze vroeg om inlichtingen over de plunderingen ten einde eens eenmaal dien dag des rechts mo ge aanbreken op welke de Snoodaarts hun gerechtelijk loon mogen ontfangen. Deze zinsnede ging het bestuur veel te ver. In een kort scherp briefje aan de com missie spreekt het bestuur het vertrouwen uit dat, als de commissie haar instruc tie nog eens aandachtig doorneemt ze alsdan zal begrijpen dat het oogmerk harer instelling alleenlijk is, om een onpartijdig onderzoek na de oorzaken der gruwelen van de jaren 1786, 1787 en 1788 te doen en na het aflopen daarvan binnen een be paalde tijd volgens het 8e articul der instructie haar Rapport in te zenden, als wan- 174

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 220