hoog: naar schatting woont een achtste van de verhoorde plunderaars in een an dere heerlijkheid dan waarin hij geboren is. Een vergelijking van kaart II en III laat zien dat er tussen deze gegevens geen verband is. Nu verbaast dit niet. In een zeer gedegen onderzoek naar een aantal dorpjes in zuid-west Engeland, om na te gaan waarom het ene wél, het andere niet deelnam aan de 'Swing'-onlusten in 1830, hebben Rudé en Hobsbawm gevonden dat de graad van armoede daarbij geen rol speelde. Variabelen die wel invloed hadden waren de grootte van het dorp, het aantal niet in de landbouw werkzame dorpe lingen, het centrum van communicatie zijn, en de aanwezigheid van dissenters27. De laatsten kwamen op het platteland van Schouwen nauwelijks voor. De ande re factoren (die allemaal te maken hebben met het vermogen om met anderen en de buitenwereld makkelijk in contact te komen) kunnen we bepalen door na te gaan waar op Schouwen een groot dorp, een dorp met een kerk was28. Dit levert wel een duidelijke correlatie op: iedere heerlijkheid met een groot aantal plunderaars is een heerlijkheid met een groot dorp, en er zijn maar twee zulke heerlijkheden (Eikerzee en Kerkwerve) die bij de plunderingen nauwe lijks een rol spelen. Een tweede belangrijke factor is de afstand tot Zierikzee: de plundering van februari 1788 is geconcentreerd in het 't verst van Zierikzee ver wijderde vierendeel van de polder van SchouwenHier liet zich de macht van de stad het minst voelen. De leeftijd van de plunderaars Behalve de woonplaats kunnen we ook de leeftijd van een groot aantal deelne mers aan de oproeren in de verhoren vinden (zie grafiek I). Als we de verdeling over vijfjarige leeftijdsgroepen bekijken vallen grote verschillen tussen de groe pen plunderaars op. De gemiddelde leeftijd van de plunderaars op het platteland is 27, die van de plunderaars uit Zierikzee 38. Dit grote verschil kan verklaard worden uit de verschillende demografische op bouw van stad en platteland. De bevolking van Zierikzee moet in 1787 na een tijd van sterke daling gestagneerd hebben of net weer begonnen zijn heel licht te stijgen. De eerste betrouwbare cijfers zijn die van de bevolkingstelling van okto ber 1795. De stad heeft dan 6.086 inwoners. Rond 1750 schatten sommigen de bevolking op tien a elfduizend29. Die schatting moet te hoog zijn. Van 1795 tot 1815 groeit de bevolking van Zierikzee met 2,8% (in een tijd dat Amsterdam en Haarlem hun inwonertal zagen dalen, terwijl Rotterdam, Schiedam, Delft en Gouda maar net constant bleven30)Een bevolkingsachteruitgang van 40% in de tweede helft van de achttiende eeuw, zo snel gevolgd door een lichte stijging, is, zelfs bij een sterke economische achteruitgang, niet goed voorstelbaar. De be volkingsdaling van de oude Hollandse industriesteden als Haarlem, Delft en Leiden lag in die orde van grootte, maar strekte zich uit over een periode van 75 jaar, in een tijd dat ook de bevolking op het platteland nauwelijks groeide31. Op Schouwen-Duiveland was dat heel anders. Als we Faber c.s. volgen en aan nemen dat de demografische ontwikkeling van Zeeland samenviel met die van het zuidelijk gedeelte van Holland, dan steeg de plattelandsbevolking tussen 1747 en 1795 met 14 a 29%. Gezien de naar het zuiden en oosten hogere bevol kingsgroei zal een schatting van een stijging met 20% in deze periode er niet ver naast zijn32. Zo'n schatting stemt ook overeen met de bevolkingsgroei van de Zeeuwse eilanden beoosten Schelde tussen 1795 en 1815:14,6%. Na 1750 zal de bevolking van Zierikzee dus wel gedaald zijn, maar niet zo catastrofaal als de 180

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 226