Misschien zien we hier de harde kern van een oranjepartijeen schout, enkele ar
beiders en boeren, twee renteniers en de half-intellectueel, de chirurgijn. De
plunderaars uit dezelfde streek te Zierikzee (lib) recruteren zich uit bredere la
gen van de bevolking. Dit zou erop kunnen wijzen dat naast oranjetrouw ook af
keer van de stad een rol speelt.
In de stad vormen de arbeiders de grootste groep onder de deelnemers, maar het
is duidelijk dat de plunderaars niet gerecruteerd worden uit 'het grauw', maar
eerder uit wat Van Manen en Vermeulen 'het lagere volk' noemen, dwz. de on
derste 80% van de bevolking (eigenlijk alles beneden de hogere burgerij, inclu
sief de middenstand)44. Bepaalde beroepen vallen op als bijzonder oproerig: de
schippers en vissers, maar ook de kleermakers en de - in Engeland spreekwoor
delij k oproerige - schoenlappers. Ook de in veel steden beruchte zakkendra
gers45 spelen een belangrijke rol.
De samenstelling van de plunderaars in het westen van Schouwen is het opval
lendst. Men krijgt sterk de indruk dat de plunderaars hier een reële afspiegeling
zijn van de beroepsbevolking, met misschien een kleine ondervertegenwoordi
ging van de boeren (cf lib)maar zeker met een oververtegenwoordiging van de
bestuurders: vier schouten en een schepen. Ook bij de slachtoffers nemen de
schouten een prominente plaats in. Na de arbeiders zijn de boeren de belang
rijkste groep. Het lijkt dat het oproer niet bepaald werd door sociale maar door
politieke tegenstellingen, die dwars door de samenleving heen liepen, waarbij
het recruteringskader gevormd werd door de traditionele gezagsverhoudingen.
Wat beroepen betreft, op het platteland hebben de vrachtrijders, het equivalent
van de schippers, een belangrijke plaats.
De leiders
We moeten ons de plunderaars niet voorstellen als een grote amorfe massa,
maar als opgesplitst in groepen van 20 a 50 man, met een wisselende bezetting,
die soms samen gingen .Iedere groep had een leider. V an deze leiders kennen we
er 31. Als we hen indelen volgens de categorieën van Tabel I, dan krijgen we het
volgende beeld: 1:1, IIa:9, IIb:8 en 111:13. Hun leeftijd is meestal hoger dan die
van de gewone plunderaars. Zo hebben de leiders uit Zierikzee een gemiddelde
leeftijd van 40.4 (plunderaars 36.7) en die uit het westen van Schouwen 35.8
(plunderaars 27.3). Alleen de leiders van de plattelanders die te Zierikzee plun
derden zijn even oud als hun volgelingen: 32 om 32.8. Uit hun beroepen blijkt
dat deze leiders inderdaad - zoals Rudé wil - voortkwamen uit de rijen van de ge
wone plunderaars.
De éne bekende leider in het noord-oosten van Schouwen is een 33-jarige boer.
In Zierikzee kennen we van alle negen leiders het beroep: drie zijn schipper,
twee arbeider, verder een hovenier, een knecht, een visser en een boer. Bij de
aanvoerders van het platteland die te Zierikzee plunderden vinden we twee boe
ren, twee arbeiders, een visser en een rentenier. Van de leiders in het westen van
Schouwen zijn er zes arbeider, twee schout, één secretaris, één rentenier, één
kuipersbaas, één vrachtrijder en één boer.
Opvallend zijn te Zierikzee het grote aantal schippers. De leiders in het westen
bevestigen de trend die we geconstateerd hebben bij de analyse van de deelne
mers: de overheersende rol van de overheidsdienaars, en het hier wel zeer sterk
achterblijven van de boeren ten opzichte van de arbeiders (terwijl de boeren als
groep toch gewend waren om te bevelen).
184