INLEIDING Het laatste kwart van de achttiende eeuw vormt een boeiende, maar vaak mis kende periode in de geschiedenis. Het is een tijdvak waarin in Europa zeer veel in beweging is gezet. Er wordt dan de basis gelegd voor talloze ontwikkelingen, die in vele opzichten revolutionair zullen verlopen, en die het leven in de negen tiende eeuw drastisch zullen veranderen. De achttiende eeuw is bovenal het tijd perk van de 'Verlichting', een op het buitenland geïnspireerde stroming, waarin de nadruk gelegd werd op de ontplooiing en vervolmaking van de mens' Een van de aspecten waarin dit streven tot uiting kwam was de sterk toegenomen belangstelling voor de natuurwetenschappen. Men liet zich in de achttiende eeuw niet langer alleen ambtshalve met de wetenschappen in (bijvoorbeeld als arts of als apotheker). Integendeel, ook in brede lagen van de burgerij trof men nu steeds vaker een interesse aan voor de resultaten en proefnemingen van de natuurwetenschappen2. De wetenschap geraakte in de mode, en drong door tot in de deftige salons van de welgestelde 'Dames' en 'Heren'. Daarmee was het vooral ook het tijdvak van de 'physique amusante', de speelse natuurkunde, waarin het accent met name op het 'bijzondere', het 'nieuwe' of 'verbazingwek kende' gelegd werd. Ondanks dit speelse karakter van de salon-wetenschap heeft de serieuze weten schapsbeoefening toch wel degelijk van al dit geliefhebber geprofiteerd, zij het op een indirekte wijze. Het geheel heeft namelijk een klimaat doen ontstaan waarin vooral de natuurwetenschappen konden groeien, als het ware gedragen door de algemene maatschappelijke waardering die zij verkregen. In deze tijd, waarin wetenschappelijke instituten en professionele laboratoria nog volstrekt onbekend waren, is veel belangwekkend wetenschappelijk werk tot stand ge bracht dank zij de royale financiële of materiële steun van verscheidene mecena ten3. Wanneer we voor deze periode de blik op Zeeland richten, dan blijken ook hier de tijdsinvloeden in de lokale geschiedenis herkenbaar te zijn, en wel in het bij zonder in de persoon van Mr. Johan Adriaen van de Perre de Nieuwerve (1738- 1790)Door zij n enorme rij kdom behoefde deze aristocraat zich in materieel op zicht geen enkele beperking op te leggen. Hij had daarmee zijn handen vrij voor een oriëntatie op de samenleving en de ideeënwereld van zijn tijd. Zijn houding mag dan ook haast voorbeeldig genoemd worden voor het algemene patroon van sterke belangstelling voor de natuurwetenschappen. Bovendien toont hij een sterke interesse voor de theologie, en ook dit sluit aan bij de Verlichtings-ge- dachte zoals die in de Nederlandse gewesten van de late achttiende eeuw zijn ge stalte heeft gekregen. Meer dan elders in Europa was de Verlichting in de Lage Landen religieus ge tint4. Het is dan ook kenschetsend dat Mr. Van de Perre binnen de natuurkunde (in de brede zin van het woord) èn binnen de theologie de antwoorden gezocht heeft voor de vraagstukken van zijn tijd. Vooral de laatste tien jaren van zijn le ven, toen hij zich na een politieke carrière uit het maatschappelijk leven had te ruggetrokken, staan duidelijk in het teken van deze Nederlandse verschijnings vorm van de Verlichting. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 27