Wat zijn vrienden betreft is het opvallend dat Van de Perre's naam uitsluitend
voorkomt in het Album Amicorum van twee van zijn Zeeuwse medestudenten.
Gingen de Zeeuwen in Leiden slechts bij voorkeur met elkaar om? In elk geval is
het opmerkelijk dat het aantal Zeeuwse inschrijvingen in deze 'vriendenboeken'
opvallend hoog is. Hoe dan ook, met één van de studenten heeft Van de Perre
een vriendschap voor het leven gesloten: zijn stadsgenoot Egbert Philip van Vis
vliet (1736-1799), die in Leiden zowel medicijnen als rechten studeerde26. Veel
zeggend is dan ook de inscriptie die Van de Perre in december 1755 in diens Al
bum Amicorum neerschrijft: 'Vous demandez mon amitié, Je me donne a vous
tout entier'.
Op reis door Zwitserland en Frankrijk
Een academische opleiding mocht in de achttiende eeuw niet voltooid worden
genoemd zonder een afsluitende studiereis naar het buitenland. Van de Perre
vormt geen uitzondering op deze regel. Het laatste deel van 1757 en het gehele
jaar 1758 heeft hij aan een dergelijke studiereis besteed. Volgens Van der Palm
heeft juist deze reis, meer nog dan zijn verblijf aan de Academie, tot zijn vor
ming bijgedragen. In het bijzonder voerde de tocht naar Zwitserland en Frank
rijk, waar hij de natuur leerde waarderen en voor het eerst kennis maakte met
het fenomeen van de geleerde genootschappen. Vooral Parijs moet een diepe in
druk op hem hebben achtergelaten: 'Niet vanwege de bespottelijke praal, of on
gebonden zeden dier Weereldstad, maer hij roemde ze als het verblyf der schit
terendste vernuften, waer de wetenschappen zich een eigen zetelhadden
opgericht, en de toegang tot het heiligdom der konst voor alle standen van het
menschdom werd geopend27.
Op 13 februari 1759 arriveert hij weer in Middelburg in gezelschap van Johan
Pieter van den Brande (1734-1793), die hij op terugreis vanaf Bordeaux, in Parijs
had ontmoet28. Dat hij met Van den Brande thuiskomt is geen toeval. Reeds
voor zijn vertrek naar Frankrijk had hij een oogje laten vallen op diens enige zus
ter Jacoba, de erfgename van een enorm fortuin. Met haar had hij gedurende
zijn reis een (heimelijke?) briefwisseling onderhouden, met het gevolg dat Jaco-
ba's moeder reeds in december 1758 haar zoon in Parijs op de hoogte kon stellen
van enige 'beginsels van vrijagie'. Van de Perre zelf bevond zich toen nog in Bor
deaux.
Het had Johan Pieter van den Brande wel iets verrast, maar zijn antwoord klinkt
toch redelijk tevreden: 'Ik wist wel dat het geen de minste engagement was, maar
suster schrijft mij nergens over' zo meldt hij zijn moeder. Het is nu echter wel
noodzakelijk om voor de jonge Van de Perre spoedig een regentenplaats zeker
te stellen. Misschien dat zijn moeder de representant van de Eerste Edele, Jhr.
Jan van Borssele, ertoe kan bewegen om hierin snel te voorzien. Van den Brande
zal daarom proberen om Van de Perre nog even uit Middelburg weg te houden,
opdat 'soo hij thuys quam, 't niet verbrodden sou'. Maar deze opzet mislukt. In
Parijs aangekomen is Van de Perre 'seer verlangende om t' huys te comen', en
bovendien wenst Jhr. van Borssele met een benoeming eerst af te wachten totdat
hij 'siet of het met dien jongen heer wel lukken sal'.
In december 1759 is Van Borssele daar kennelijk van overtuigd. Vlak voor zijn
21ste verjaardag wordt Johan Adriaen van de Perre aangesteld in zijn eerste po
litieke ambt, namelijk dat van 'Kiesheer' der stad Middelburg24.
11