II. POLITIEKE CARRIÈRE (1760-1779)
Regent te Middelburg
Aanvankelijk scheen het leven van Johan Adriaen van de Perre de voorspelbare
loop te zullen nemen van iedere welgestelde stedelijke regent. Geheel volgens
de usance in zij n kringen had hij vlak voor zij n huwelij k enige ambachtsheerlij k-
heden gekocht, waarnaar hij zich voortaan 'Van de Perre deNieuwerve, Welsin-
ge en Everswaard' zou noemen'. Hij trad toe tot een aantal achtbare colleges2: in
1761 werd hij aangesteld als 'Raedsman' binnen de vroedschap van de stad Mid
delburg, welke stad hij datzelfde jaar ook mocht vertegenwoordigen in het colle
ge van de 'Staaten en Breede Geërfdens van het Eiland Walcheren'. Gezamen
lijk vormden deze het waterstaatkundig bestuur van Walcheren. Het St. Lucas-
gilde verkoos hem tot overdeken, terwijl hij in 1762 ook zijn diensten mocht be
wijzen als schepen en als commissaris over het familiegeld. Al met al toch meren
deels erebaantjes, die hem - zoals Van der Palm het uitdrukt - 'verscheidene
uuren des daegs overlieten, om naer zyne willekeur te besteden'3.
Om toch iets meer en vooral ook iets zinnigers te kunnen verrichten, bereidde
Van de Perre zich dan ook voor op een carrière binnen het bestuur van de Ver
enigde Oost-Indische Compagnie Van dit voornemen zou echter niets terecht
komen. In 1768 zou hij namelijk volslagen onverwacht benoemd worden tot'Re
presentant van de Eerste Edele van Zeeland', een uitermate belangrijke functie
in het politieke krachtenspel tussen het gewest Zeeland en de erfstadhouder
Prins Willem V.
Representant van de Eerste Edele
De waardigheid van 'Eerste Edele van Zeeland' is bekleed door alle Zeeuwse
stadhouders, met uitzondering van Prins Willem I, die overigens wel als zodanig
is opgetreden namens zijn zoon Philips Willem, de gevangene van de Spaanse
koning5. Het gaf hun grote invloed op het bestuur van dit gewest, waar zij als
markies van Veere en Vlissingen toch al het nodige te vertellen hadden. In de
Staten van Zeeland, binnen de Admiraliteit en in het College van Walcheren
vertegenwoordigde de Eerste Edele als enige de stand van de Ridderschap, en
kon hij dus beschikken over het daarmee verbonden stemrecht. Bovendien had
de stadhouder als patroon van de aristocratie ook nog het recht om talloze be
noemingen te verrichten6.
Het mag dus duidelijk geacht worden dat zijn vertegenwoordiger in Zeeland, de
'Representant' genaamd, een sleutelpositie binnen deze provincie innam. Het
was een man wiens adviezen bij de stadhouder zwaar zouden wegen. Trouwens,
ook buiten de provincie had de representant nog de nodige invloed, onder meer
als afgevaardigde ter Staten-Generaal7.
Hoe is het mogelijk dat zo'n zware en allesbehalve eenvoudige politieke functie
kon toevallen aan een jonge, onervaren kracht als onze Johan Adriaen van de
Perre? Wat bezielde de stadhouder tot zo'n benoeming? Welnu, juist zijn oner
varenheid was een van de winstpunten voor Van de Perre.
Zijn direkte voorganger in de Staten van Zeeland was Willem van Citters (1723-
1802) geweest, lid van een familieclan met een zeer grote politieke invloed8.
Diens gelijknamige vader had in 1747 een belangrijke rol gespeeld bij het herstel
van de stadhouderlijke waardigheid, en de familie genoot aanvankelijk dan ook
een groot vertrouwen bij het Oranje-huis9. Wanneer in 1764 de Representant
14