heerd, weet zich nog goed te herinneren hoe hijzodra hem ter ore was gekomen dat er bij de Sociëteit 'een merkelijk gebrek aan penningen was', geprobeerd had om geldelijke steun te vinden 'tot instandhoudinge van dit nuttig Genoot schap'. En vooral ook hoe hij hierin 'bij uitstek gelukkig' geslaagd was, bij 'ver mogende liefhebbers van 't natuurkundige en allermeest bij den edelmoedige Heere Van de Perre van Nieuwerve'24. Trouwens ook in enkele bewaard geble ven brieven van Iman van den Bosch aan Te Water25 wordt bij voortduring ge sproken over de 'edelmoedige toelagen' vooral van 'Zyne excellentie Van de Perre, maar ook van die van 'den Heere Bewindhebber Radermacher'26. Wanneer we kortom besluiten met de conclusie dat de persoon van Johan Adri- aen van de Perre voor de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie Sociëteit als geheel een zeer belangrijke figuur is geweest, dan is daarmee niets te veel ge zegd. Mede dank zij zijn steun kon reeds aan het eind van de achttiende eeuw een begin worden gemaakt met een stuk medische en meteorologische statistiek, waarvan het belang eerst veel later ten volle is ingezien27. Een eenduidig ver band tussen het klimaat en de volksgezondheid is nooit gevonden, maar de soci ale geneeskunde en de wetenschappelijke meteorologie zijn toch veel respect verschuldigd aan het eerste pionierswerk dat verricht is door de mensen rond de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie Sociëteit. Het Middelburgsch Departement van het Zeeuwsch Genootschap Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen is in 1769 officieel te Vlissingen opgericht uit de kring van een tevoren reeds functionerende 'Franse leessocie- teit'28. Van de Perre fungeerde in die tijd nog als 'Representant van de Eerste Edele', en als zodanig was zijn lidmaatschap van het nieuwe genootschap niet meer dan vanzelfsprekend29. Ook de Staten van Zeeland hadden het genoot schap immers al de volledige steun toegezegd, onder meer door de naam ervan in een resolutie te bekrachtigen. In de eerste tien jaar heeft Van de Perre voor het genootschap echter weinig meer gedaan dan het betalen van zijn contributie. Zijn bemiddeling bij stadhouder prins Willem V, opdat deze het protectoraat over het genootschap zou aanvaarden, lag slechts in het verlengde van de nauwe relatie, die hij ambtshalve met de stadhouder onderhield3". De 'slapende' relatie met het genootschap veranderde echter compleet na het neerleggen van zijn politieke functie. Als rechtgeaard Middelburger hinderde het hem dat de Zeeuwse hoofdstad voor Vlissingen onder moest doen, waar het een wetenschappelijk genootschap betrof. Men kan zich althans niet aan de in druk onttrekken dat er van een zekere rivaliteit tussen de twee steden sprake was, wanneer de stichting van een Middelburgs Departement van het Zeeuwsch Genootschap aan de orde komt. Dat was in 1783. In gesprekken met Te Water, die op dat moment het ambt van tweede secretaris van het Genootschap vervulde, was het idee geboren31. De in Middelburg wo nende leden van het genootschap zouden eigenlijk maandelijks bijeen moeten komen en samen een eigen afdeling vormen. Voor een dergelijke plaatselijke af deling bestond namelijk al een precedent. In het begin van de jaren zeventig wa ren er in Amsterdam ook al een aantal directeuren geweest, die samen een 'De partement' hadden gevormdDeze afdeling was echter maar een vrij kortstondig leven beschoren geweest32. Niettemin kijkt Van de Perre in februari 1783 de no tulen van het Zeeuwsch Genootschap er toch maar even op na. Inderdaad, een dergelijke afdeling moest zeker tot de wettelijke mogelijkheden behoren! Met 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 63