Te Water belegt Van de Perre dan ook op 2 mei 1783 een informele vergadering van de te Middelburg wonende directeuren van het Vlissings Genootschap. En alhoewel hun nog niet zo duidelijk voor ogen staat wat de rol of betekenis van een plaatselijke afdeling zou kunnen zijn, stemmen de Heren toch met het plan in33. Er wordt een verzoekschrift opgesteld en naar het bestuur te Vlissingen verzon den. Een formaliteit met een voorspelbare uitslag? Niets was minder waar! De Vlissingse heren voelden zich kennelijk bedreigd en hooglopende onenigheden waren het resultaat. Wat er precies gebeurd is, onttrekt zich aan onze waarne ming, aangezien de officiële stukken zoals notulen zich geheel houden aan de achttiende-eeuwse traditie om van ruzies maar summier melding te maken. Niet temin is het duidelijk dat er fors getwist is. Ook Te Water noemt in zijn autobio grafie de Vlissings-Middelburgse geschillen, maar omtrent het twistpunt worden we ook bij hem niets gewaar3 Wel meldt hij dat 'door bedaard overleg en wijs beleid van den president Winckelman en van sommige aanzienlijke Directeu ren' de eensgezindheid hersteld werd, waarmee het Genootschap in stand bleef. Uiteindelijk is het Departement Middelburg er dus toch gekomen, al kon de eer ste bijeenkomst niet eerder dan op 5 mei 1784 worden gehouden. Wel waren de 'Wetten' van het Departement al op 3 april vastgesteld in een bijeenkomst van een negental leden, te weten Van de Perre, Radermacher, Van den Brande, Bomme, 's-Gravezande, Van de Coppello, De Wind en Kien van Citters. Ook hier dus weer opvallend veel namen die we in een eerder verband tegenkwa- 33 men Uit deze wetten worden we verder gewaar dat het Departement door het Vlis sings bestuur toch duidelijk enige beperkingen had opgelegd gekregen. In de verhandelingen van het Genootschap werd dit al fijntjes aangestipt door de me dedeling dat het Departement tot stand was gekomen 'onder alle zulke nadere bepalingen als tot genoegen van de Heeren en ten meeste nutte van 't Genoot schap zouden kunnen strekken'35. Van het Middelburgsch Departement kon den bijvoorbeeld alleen diegenen lid worden, die reeds eerder in Vlissingen wa ren aangenomen. Verder moesten alle leden daadwerkelijk op Walcheren woonachtig zij nen moest men toezeggen om toch ook zo veel mogelij k 'in de ge- woone vergaderingen van het Committé te Vlissingen te Compareeren'. Eigen verhandelingen zou het Departement nooit mogen uitgeven36, en evenmin zou den er prijsvragen mogen worden uitgeschreven. Ook zou men zich niet met het 'huishoudelijk bestier' van het Genootschap mogen bezighouden, maar uitslui tend met 'de Geleerdheid, de Konsten en de Wetenschappen'. Wat dit laatste inhield was ook de leden van het Departement nog niet geheel duidelijk, want de eerste daad die het nieuwe Departement stelde was het be noemen van een commissie, die zich moest bezinnen op de vraag, hoe nu eigen lijk de maandelijkse vergaderingen gevuld dienden te worden! Kennelijk was de oprichting van het Departement tot aan dat ogenblik een doel in zichzelf ge weest. In elk geval brengt de commissie, bestaande uit de heren Van de Perre en Te Water, op de eerstvolgende vergadering netjes schriftelijk verslag uit33. Als beste oplossing brachten zij het voorstel ter tafeldat ieder lid van het Depar tement zich vrijwillig zou verplichten om beurtelings 'in iedere vergaderinge ee- ne verhandelinge over eenigen tak van wetenschappen, naar eigen verkiezinge, voor te lezen'. Gezien het aantal leden en de lage vergaderfrequentie kon dit voorstel toch moeilijk als 'drukkend' worden ervaren, zo verklaarden de beide heren in hun toelichting, en verder zou zo'n voorlezing toch ook niet langer dan 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 65