van hun studies zouden de 'roem van dit Middelburgsch Gemenebest, Ja van gansch Nederland' kunnen gaan uitmaken. Waren er immersin het verleden ook al geen dames geweest, die in de wetenschappen hadden uitgeblonken? Vrou wen als 'de schrandere marquise de Chateler'47, een Anna Maria van Schuur man, en een Maria Sibylla Merian hadden dit toch duidelijk laten zien? Het is weliswaar zo dat aan de mannelijke sexe 'een grooter kracht van denkbeelden, en meerder kloekheid in de uitoeffening' wordt toegeschreven, zo stelt Van de Perre, 'terwijl aan U vooral de tedere zorg over het geluk van een Echtgenoot, Huisgezin en Kinderen is opgedragen', maar dat betekent nog niet dat zij als Da mes de 'Titul van Scjavante' behoeven te schuwen! Na een aantal voordelen van de wetenschappelijke kennis te hebben opgenoemd komt Van de Perre dan met de opmerkelijke vraag: 'Wel dan, waarom blijft uwe Sexe, meer dan de onze, van dezelve verstoken?' 'Willen wij (als mannen) U blind houden en verlaagen om onze Sexe te verheffen, en onze verdiensten te vergrooten?' Het lijkt er wel een beetje op, aldus stelt Van de Perre schuldbe wust, immers 'men bedenkt, en legt zich alomme toe, op middelen ter verbeete- ring van de Maatschappij en Zeden; Maar men laat U in de vergeetenheid: Wel aan dan, waarom niet een Prijsvraag uitgeschreven, om ook Uwe opvoeding te verbeeteren, en de ingekankerde vooroordelen ten uwen opzichte te geneezen?' In zijn aanspraak laat Van de Perre dus bepaald een modern geluid horen. De emancipatie van de vrouw geformuleerd in achttiende eeuwse termen. Een Prijsvraag? Waarom niet! In Van de Perre's dagen beschouwde men het instituut der prijsvragen als zaligmakende remedie voor alles wat maar enigszins voor ver betering vatbaar was. Overigens Iaat hij het niet werkelijk tot een prijsvraag ko men. Jammer voor ons, want menig ingekomen antwoord zou het bestuderen waard geweest zijn. Hij acht de vraag al beantwoord door het 'stilzwijgend voor beeld' van de Middelburgse Dames zelf, nu ze zich ter wille van de wetenschap in 'één Lichaam' vereenigd hebben. Slaat Van de Perre de Middelburgse Dames nog vrij hoog aan, daar is weinig meer van te merken bij de woorden die docent Ds. Ballot tot de dames richt. In tegendeel, zijn taak zal moeilijk zijn: de natuurkunde te verklaren bij Dames, 'welke vooreen groot gedeelte, zulker zaaken ongewoon zijn; welke, hoezeer al le van smaak, echter alle den smaak niet bepaald hebben tot het Physique of na tuurkundige; welke de Kunst-woorden, die veelal eene onderscheidene taal op zich zelve uitmaaken, nimmer hoorden uitleggen, nog daartoe genoegzaam aan leiding hadden'. Kortom: 'Groot is de taak, die ik op mij genomen heb!', zo laat Ds. Ballot tot tweemaal toe horen. Maar het zal hem wel lukken. Voor het wel slagen van de onderneming is immers niet meer vereist dan: 'een goeden smaak, gezond verstand, het naarstig bijwonen der verhandelingen' en uiteraard 'oplet tendheid'. En de onderneming is inderdaad redelijk geslaagd. De vereniging heeft ieder geval meer dan een eeuw standgehouden. Pas in 1887 is het 'Natuur kundig Genootschap der Dames' ontbonden, waarbij de bezittingen geschon ken zijn aan het Zeeuwsch Genootschap48. De Tweede Wereldoorlog heeft daar niet veel meer van overgelaten. Twee stuk ken chinees porselein (een melkkan en een kop en schotel) berusten nog in het Zeeuws Museum, terwijl het Natuurkundig Gezelschap tot op de dag van van daag jaarlijks 50,- ontvangt uit een legaat dat door de 'Dames' bij hun ophef fing in het leven is geroepen. 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 70