Inderdaad is deze 'clan' in 1785 weer in het orangistische kamp terecht gekomen. De Wit schrijft dit toe aan de verzwakking van de positie van de stadhouder. Reeds eerder dat jaar had Willem V zijn oude voogd en adviseur de Hertog van Brunswijk onder dwang moeten laten vallen, en bovendien had hij toe moeten geven aan de persoonlijke aspiraties van een aantal regenten, waaronder de voormalige representant Willem van Citters. Daarmee was de macht van de re genten en hun invloed op de vergeving der ambten weer ten volle hersteld, en dus stond er niets meer in de weg om de Prins te ondersteunen. Overigens dan wel uitsluitend als symbool van een staatsorde die zij ten eigen voordele wensten te handhaven5. Het is hoe dan ook opvallend dat het uitgerekend Willem van Citters en zijn pro tégé Laurens Pieter van de Spiegel zijn, die zich in het najaar van 1785 officieus aan het hoofd stellen van de orangistische stroming in Zeeland6. Dit deden ze overigens in nauwe samenwerking met de Engelse gezant James Harris, een man die na de afloop van de oorlog met Engeland in december 1784 te Den Haag was gearriveerd. Zijn uitdrukkelijke-maar geheime-opdracht was, om 'the ancient system' te helpen herstellen7. Dit vanwege de grote Franse invloed, die door de Britse regering gevreesd werd. Harris was uitstekend voor zijn taak berekend. Hij bezat een scherp politiek in zicht, was een intrigant als geen ander, en kon bovendien over ruime fondsen be schikken. Door zijn kennis van het land (hij studeerde ooit 18 maanden te Lei den) was hij verder goed in staat om het effect van verschillende maatregelen op de diverse provincies en groeperingen in te schatten. Vandaar dat hij vrijwel di- rekt na zijn aankomst de provincie Zeeland uitgekozen had om in ieder geval ste vig te bewerken8. Had deze provincie immers niet meer dan de overige te lijden gehad van de oorlog, en de daarna gesloten verbintenissen met o.a. de Oosten rijkse keizer? Bovendien was het voor Engeland als maritieme natie van het grootste belang om juist déze provincie voor hun zaak te behouden. Immers, wat had Frankrijk op dit gebied dan nog te winnen met het eventuele bezit van de overige provincies9? Tot zijn grote voldoening kon Harris na enige tijd constateren, dat hij met Van de Spiegel en Van Citters Sr. wat dit betreft volledig op één lijn zat. Sterker nog! Om te voorkomen dat de rol van de patriotten en hun Franse invloed te groot werd, ging Van de Spiegel zelfs verder dan de Engelse regering welkom was. In het voorjaar van 1786 verklaarde de raadpensionaris zich meermalen bereid om de provincie Zeeland van de rest van de Unie af te scheiden, om deze vervolgens met de Zeeuwse kamers van de Oost- en West-Indische Compagnieën (met in begrip van de Zeeuwse koloniën in Zuid-Amerika Essequibo en Demerary) di- rekt onder de Engelse protectie te brengen10. Een ongehoord voorstel, zonder weerga in de Nederlandse geschiedenis, waarop door Harris wijselijk niet is in gegaan. Wel was intussen de invloed van Harris op de Zeeuwse zaken voorlopig verzekerd. Het bezoek van de stadhouder aan Zeeland Nu het prinselijk hof in Nijmegen zetelde, ver weg van het eigenlijke regerings centrum der Staten Generaal, was het zaak voor de orangisten om zoveel moge lijk steun te verwerven. Een statiebezoek van de stadhouderlijke familie aan het gewest Zeeland leek Van de Spiegel dan ook geen slechte zaak. De Prins en de Prinses zouden dan bovendien voor een iets langere tijd in zijn nabijheid verke- 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 75