5.1. Het bezoek van de stadhouderlijke familie aan Domburg en Oostkapelle, op 1 juli 1786. ren, hetgeen hem een goede gelegenheid bood om te proberen hen tot een En- gelsgezinde opstelling over te halen". Dit gerucht van een prinselijk bezoek aan Zeeland bereikte ook Van de Perre, die hoogstwaarschijnlijk van de achterlig gende politieke argumenten onkundig zal zijn geweest. Overigens is het ook nog maar de vraag in hoeverre de Prins zelf hiervan volledig op de hoogte was12. In elk geval haast Van de Perre zich, zodra hij van het komende bezoek verno men heeft, om de stadhouder zijn diensten aan te bieden13. Hij is zeer verheugd over het feit dat hij de Prins en zijn gemalin 'in dit afgelegen gewest' zal mogen ontmoeten. Zijn gevoelens ten opzichte van hen zijn namelijk geenszins ver flauwd, en alhoewel hij hiervan geen 'ijdel etalage' wenst te maken, moet dit hem toch even van het hart. Aan Baron Van Lynden tot Blitterswijk had hij reeds zijn huis, meubelen en 'equipages' aangeboden, maar hij had begrepen dat hierin reeds was voorzien. Niettemin, de Prins behoeft maar te kikken en Van de Perre zal voor hem klaar staan. Als het bezoek de Prins maar niet zal tegenvallen: 'Deze Provincie is [na melijk] niet geschikt om aan Uwe Doorluchtige Hoogheden die vermaken en ge noegens te konnen verschaffen, waaraan Hoogstdezelve elders gewend zijn', al dus Van de Perre. Immers: 'Wij leven hier als burgers, als vergeten Eylanders onder elkander en ik vooral leef als een Philosooph; Ik zoek mijn kring niet ver der uyt te breyen als tot mijne nabestaande en enige wijnige goede vrinden en daarvan ressenteert zig alles by my'. Niettemin: 'Ik houde my voor verzekert, 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 76