Na al deze bezoeken was het de Prins wel duidelijk, dat Van de Perre voor een
aktieve rol in een der staatsorganen definitief verloren was. Hij had namelijk
nog wel even aan hem gedacht toen tijdens het statiebezoek de herbezetting van
de representantsplaats in het college van Walcheren ter sprake kwam. In dit col
lege waren de strubbelingen rond de affaire 'Maertens' nu eindelijk na jaren ge
regeld, en het zou in principe mogelijk zijn dat Van de Perre op deze post zou te
rugkeren. Maar nee! Tegen baron van Lynden van Blitterswijk geeft Willem V
te kennen dat hij niet de indruk heeft dat Van de Perre deze positie nog begeert.
Integendeel, zo schrijft de Prins, het is duidelijk dat het juist zijn doel is om zich
van deze zaken verre te houden18.
Daarmee krijgt Van de Perre's voorganger Willem van Citters dan toch eindelijk
zijn zin. In een van de laatste dagen van het prinselijk verblijf in Zeeland had hij
namelijk het ambt verzocht voor zijn neef Willem Aarnout van Citters, en gezien
de inmiddels sterk gewijzigde verhoudingen maakte dit verzoek nu een redelijke
kans. De Prins had de 'groote familie' nodig19, en dus wordt op 5 september 1786
de genoemde Van Citters benoemd als de vertegenwoordiger van de Eerste Ede
le in de Staten van Walcheren20. Een vacature van bijna negen jaar, ontstaan
door het vertrek van Van de Perre, werd zo eindelijk vervuld.
De dood van een gevolmachtigd minister te Brussel
Wat er in Brussel precies is voorgevallen op de 17e augustus 1786 zal wel altijd
een raadsel blijven. Maar dat het op Walcheren een schok gaf, dat is zeker! De
plotselinge dood van Paulus Eduwaldus van de Perre, sedert het voorjaar gevol
machtigd minister van de H.H. Hoogmogenden te Brussel, kwam totaal onver
wacht2 Ook voor de Zeeuwse handel was het gebeuren een grote strop. Paulus
van de Perre was betrokken bij een reeks van geheime onderhandelingen met
kloosters in de Oostenrijkse Nederlanden, wier geld men in Zeeland maar al te
graag in de eigen commercie belegd wenste te zien22. En net op het ogenblik
waarop Van de Perre al grote vorderingen had gemaakt bij de voor Frankrijk be
vreesde kloosters, ketste de zaak af doorzijn mysterieuze dood23. Volgens Nagt-
glas, die een fijne neus voor dit soort zaken had, was Paulus van de Perre betrok
ken geraakt bij een tweegevecht met manslag, waarna hij om zijn eer te redden
de gifbeker had moeten drinken24.
Van dit Socratisch einde is (uiteraard?) niets te merken in de brief waarmee Jo-
han Adriaen de Prins over de dood van zijn broer inlicht25. Wel valt op hoe zake
lijk de anders toch vrij emotionele Van de Perre zich hier opstelt. Na de feitelij ke
mededeling van het 'Smertelijk Verlies' van zijn broer komt Johan Adriaen di-
rekt ter zake: de Prins weet uiteraard dat zijn overleden broer 'door uwe gratieu-
se en veel vermogende influentie' al sedert enige jaren een bewindhebbersplaats
bekleedde binnen de Oost-Indische Compagnie. Ook zal het hem wel niet onbe
kend zij n hoezeer deze aanstelling van de overledene 'de bron is geweest van de
verkoeling in de liefde van mijn jongste broeder 't my waerts', aldus Van de Per
re26. Zou het dan niet mogelijk zijn dat deze jongste broer, Martinus Veth van de
Perre, zijn oudere broer in de nu opengevallen functie opvolgt? 'Ik voorzie dan',
zo vervolgt Van de Perre, 'dat alles weer op de vorige voet hersteld zal worden',
temeer daar hij nu al sedert enige tijd een duidelijke verbetering in zijn denk
wijs' heeft kunnen bespeuren.
Op dit verzoek gaat de Prins in. Maar uitsluitend uit liefde voor de overledene en
diens galante oudere broer, zo schrijft Willem V aan baron Van Lynden: be-
48