Goes was het spookbeeld van mogelijke gewelddadigheden voor een aantal pa
triottisch gezinde regenten bepaald dichterbij gekomen37. Een enkeling van de
meer gematigden, zoals Mr. Bonifatius Mathias Pous, raad van Middelburg, had
zich dan ook al tot Van de Perre gewend met het dringende verzoek of deze niet
kon bemiddelen, zodat het ook aan hem kon worden toegestaan om de 'Akte' te
ondertekenen. In geval van een weigering zou hij zich anders genoodzaakt voe
len om 'zijn vrouw en kinders te bergen, en voor sig selfs veijligheid in een ander
land te [gaan] zoeken'. De intimidatie (gesteund door Van de Spiegel?) leek al
dus door te gaan werken. Zelfs een man als Van de Perre dorst in dit concrete ge
val niet op eigen gezag te handelen. Hij kon slechts het betoog van Mr. Pous aan
horen, en beloven dat hij diens zaak bij de overigen zou bepleiten38. Wel werd
het hem hierdoor zeer duidelijk dat de zaak in zijn algemeenheid inderdaad aan
gepakt diende te worden. Zo verschijnt uiteindelijk op 21 mei 1787 een Nadere
Remonstrantie van de Onderteekenaars der Akte van Verbintenis.
Ondanks de titel gaat deze nieuwe 'aanvullende Akte' echter niet uit van alle eer
dere ondertekenaren. Van de ruim zestig ondertekenaren van het oorspronke
lijke stuk zijn er bij de 'nadere remonstrantie' nog maar acht overgebleven, aan
gevoerd door Van de Perre de Nieuwerve en zijn beide zwagers, J.P. van den
Brande en W. Thibaut39. De oud-representant W. van Citters schittert ditmaal
opvallend door afwezigheidDe 'Remonstrantie' is trouwens geen krachtig stuk
Na een zeer omzichtig betoog, waarin uitvoerig wordt uiteengezet dat men bij de
eerdere ondertekening van de Akte van Verbintenis 'geen Persoonen, maar wel
gevoelens' heeft willen uitsluiten, komt men dan uiteindelijk met de opmerking
waar het om gaat: namelijk dat de huidige ondertekenaren 'altoos bereid zijn,
hart en handen te vereenigen met alle degenen die door onbewimpelde woorden
en spreekende daden toonen, waaragtige liefhebbers te zyn van 's Lands geves
tigde Constitutie, en vyanden van alle nieuwigheden, die, of in haare bedoelin
gen of in haare gevolgen tot veranderingen uitloopen'Met deze verklaring ho
pen de acht heren nu 'de eenpaarigheid en het onderling vertrouwen tusschen de
Regenten en Ingezetenen meer en meer te bevorderen'. Het heeft echter niet
veel geholpen, want reeds op 28 juni 1787 en volgende dagen zijn in Middelburg
grote onlusten uitgebroken, waarbij het oranjegezinde gepeupel forse plunde
ringen heeft uitgevoerd bij van patriotse sentimenten verdachte personen. Het
lijkt daarbij zeer waarschijnlijk dat verscheidene leden van de magistraat dit op
roer hebben gesteund, of mogelijk zelfs geleid hebben40.
Voor Van de Perre betekende het een enorme klap. Een dergelijke felle schei
ding der partijen was niets voor hem. Verschillende van de gematigde patriotten
mocht hij tot zijn vrienden rekenen, zoals Jan Pieter Fokker, docerend lid van
het Natuurkundig Gezelschap41de arts Johannes Theodorus van der Kemp42 en
de predikant Ds. Johannes de Fremery43. Vooral de twee laatstgenoemden wa
ren door de plunderingen zwaar getroffen. Ze hadden zelfs moeten vluchten. In
een brief aan prof. Jona Willem te Water te Leiden doet Van de Perre dan ook
zijn beklag: 'Ik schaame mij omtrent een Zeeuw te zijn, en het verdriet mij zeer
dat de welmenende pogingen van mij en eenige andre weldenkende vrienden
van den Vorst en de Constitutie zo jammerlijk zijn teleur gestelt, en de vooruit-
zigten verijdelt op alle de voordeelen, die deze Provincie zoude hebben getrok
ken uijt het maintain der rust en goede order alsmede van het ontzag voor de
Overheid en de Wetten midden onder 't woelen en wroeten van veele onzer
Bondgenoten in hunne eijgene ingewanden tot derzelver totaal bederf'44.
51