VI. HET 'MUSAEUM MEDIOBURGENSE' (1787-1790) De eerste plannen Geheel parallel met zijn aktiviteiten rond de 'Akte van Verbintenis' liepen Van de Perre's initiatieven met betrekking tot de stichting van een 'Musaeum'. Daar toe aangezet door de toenemende politieke onrust en de algemene sfeer van ri valiteit binnen het Zeeuwsch Genootschap, (want ook de gewone ruzies tussen Vlissingse en Middelburgse leden vierden in deze periode hoogtij), had Van de Perre het plan opgevat om een bundeling tot stand te brengen van de Middel burgse genootschappen van wetenschap en kunst. Van de Perre's motivatie blijkt uit een brief aan Te Water, waarin hij de volgen de verzuchting slaakt: 'Moet zig dan de verwarring en tweedragt in onze Repu bliek ook tot de Wetenschappen uijtstrekken, en het totaal bederf van alle tak ken van Welvaart bevorderen1?' Dat moet voorkomen worden. Wanneer het Zeeuwsch Genootschap als geheel ruzie maakt, jammer genoeg; maar dan zal Van de Perre nog wel proberen om 'de dogter van deze moeder te sauveeren', kortom om het Middelburgsche Departement te behouden. Immers, zoals 'een dracht macht maakt', zo zal Van de Perre trachten om alle 'alle etablissementen binnen deze Stad die tot deze bron van Welvaart betrekking hebben' te vereni gen in één gebouw, in een 'Musaeum', groot genoeg om ze alle te herbergen. Daarmee handelde Van de Perre geheel in de lij n van de Leidse botanicus Johan nes le Francq van Berkhey, die reeds in 1770 in zijn boek de over de 'Natuurlyke Historie van Holland' had aangegeven hoe in dergelijke zaken gehandeld diende te worden: 'Wanneer men in eene zekere Plaats, Stad, of op eene Hooge Schoole, een openbaar Musaeum wil aanleggen, eischt het algemeene nut, dat men vooreerst en vooral het oog slaa, op een ruim, groot, droog huis of gebouw, voorzien met lange, niet heel breede vertrekken, of zoodanige vierkante ruime Kamers, die ter wederzyden het heldere daglicht ontvangen; opdat men wel ver lichte Kassen en beschotten in 't midden dier vertrekken moge plaatsen'2. Het gebouw dat Van de Perre op het oog had stond in de Latijnse Schoolstraat, direkt naast het Atheneum, en was bewoond door zijn broer Martinus Veth van de Perre3. Op 15 januari 1787 opperde hij het plan voor de eerste maal, in een bijeenkomst van het Natuurkundig Gezelschap4. Het voorstel was dat Van de Perre het huis voor 15.000,-van zijn broer zou kopen ten behoeve van het Na tuurkundig Gezelschap en de Teeken-Academie. De aankoopsom en de inrich tingskosten zouden door Van de Perre voorgeschoten worden, waarbij de ge noemde gezelschappen slechts een geringe rente voor het gebruik zouden ver goeden 410,- per jaar, of 23/4%). Verder zou geprobeerd worden om ook het Natuurkundig Genootschap der Dames alsmede het Middelburgsch Departe ment van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen bij de zaak te betrek ken. Aan elk van de genootschappen zouden dan de benodigde lokalen ter be schikking gesteld worden, terwijl de overige ruimten alsmede de tuin nog ter be schikking van Van de Perre zouden blijven, die hiervoor nader emplooi zou trachten te zoeken. Terecht stelt Dr. DSchoute dat het Van de Perre er vooral om ging een instel ling tot stand te brengen die, met alle veelzijdigheid, toch in de eerste plaats ge richt moest zijn op het praktisch nut voor de gehele burgerij. De zuiver weten schappelijke kant was dus zeer klein of afwezig. Bovendien, zo schrijft Schoute, 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 90