Lector of Director van 't Musaeum'maar het ligt voor de handdat men hem 'al ras den titul van Professor van ons Gymnasium zoude geven'. Is het bovendien een 'Theologant', dan zou hij verder ter verbetering van zijn 'fortuyn' ook nog van tijd tot tijd een predikbeurt kunnen waarnemen. Wat dat betreft leken er veel wegen voor de kandidaat in spé open te staan, al kon men hem wat het laat ste betreft natuurlijk geen garanties geven. 'De smaak van de ingezetenen' had immers ook nog een stem in het kapittel. Op zoek naar een 'Leermeester in fraaie letteren en wetenschappen' De brieven aan Te Water dateren uit maart en april 1787. Van de Perre had toen al een drietal namen uit 'eene goede hand' gesuggereerd gekregen, maar het is helaas niet bekend, wie dit waren. In elk geval had ook Te Water al een kandi daat op het oog, namelijk de aankomende predikant Jacobus Weldijk, die hij via zijn collega Prof. Schultens liet polsen8. Inmiddels was echter de 'hete zomer' aangebroken. Na de zware - tegen de patriotten gerichte - rellen op de 29e juni en de eerste twee dagen van juli, was de sfeer op het eiland bepaald te snijden. Het onderlinge wantrouwen tussen de politieke heren was enorm, daar lang niet iedereen het met het gepasseerde eens was, en men vreesde voor escalatie. Zeer beeldend is het bericht dat een bijeenkomst van een aantal regenten in het mid den van augustus liever schetst als een 'poolse landdag', dan als een vriendelijk diner9. Van dit alles lijkt Van de Perre zich zeer afzijdig te hebben gehouden. Na de te leurstellende afloop van zijn bemiddelingspogingen rond de 'Akte van Verbin tenis' gaat hij onverstoorbaar verder met de opzet van zijn Museum. Op 10 au gustus 1787, midden in deze politiek zo gespannen periode, wordt het eerste ge deelte van het 'Musaeum Medioburgense' geopend tijdens een bijeenkomst van de 'Heren Directeuren' van de Teeken-Academie10. Het Middelburgsch Depar tement van het Zeeuwsch Genootschap volgt met een eerste vergadering op 3 september, alwaar de heer Van Visvliet een heilwens uitspreekt op de bij deze gelegenheid afwezige Van de Perre11. Deze afwezigheid is overigens wel opval lend. Waarom zou Van de Perre weg zijn gebleven bij de eerste vergadering van een genootschap dat hij zelf toch grotendeels had opgericht, in een gebouw waarvan hij eveneens de geestelijke vader was? Was het bescheidenheid, of liep hij liever geen risico om mensen te ontmoeten in wier gezelschap hij op dat ogen blik liever niet verkeerde? Naar het antwoord kunnen we slechts gissen, al is het wel opmerkelijk dat Van de Perre in deze periode haast uitsluitend a-politiek bezig is en volledig opgaat in zijn wetenschappelijke aktiviteiten. Op 5 september stuurt hij bijvoorbeeld een verhandeling over zijn planetarium naar de Hollandsche Maatschappij der We tenschappen te Haarlem12, terwijl zijn wetenschappelijke correspondent Dr. Ja cob van Breda te Delft zich op 2 oktober mag verheugen in de toezending van een aantal 'Elastique gombuijsen voor de Eudiometer'13. Inmiddels had ook Jona Willem te Water weer eens van zich laten horen. Na een langen rijp beraad had Ds. Weldijk tegenover Te Water verklaard dat hij er niet toe kon komen om een post te aanvaarden 'buiten den Evangeliedienst'. Hij had zich daarom nu kandidaat gesteld voor een beroep binnen de Classis van Haar lem. Maar gelukkig had Te Water met hem nog niet al zijn kruit verschoten. 'Mij komt noch iets anders in gedachten', zo schrijft hij op 29 augustus aan Van de Perre6. Bij het Fundatie-huis van de Vrouwe van Renswoude te Delft had zich 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 92