Zijn reiskosten van Monster naar Den Haag wenst Van der Palm bijvoorbeeld
beslist niet vergoed te hebben, maar zijn verlegenheid, 'een zekere schroom of
misschien wel kieschheid', had hem belet om dit mondeling te zeggen. Immers:
'Uit de handen uwer edelmoedigheid te willen leven zou eene baetzucht verra
den, die tegen mijn karakter strijdt, en nimmer zou ik deze beschuldiging van mij
zeiven kunnen ontgaan dat ik een regt usurpeerde, dat alleen zulke, die meer on
gelukkig en behoeftig zijn dan ik op uwe genereusiteit hebben'. Van der Palm
vindt dat hij nu maar zelf de gevolgen van zijn daden moet dragen. Hij wist im
mers wat hij ondernam, toen hij zijn 'predikdienst' neerlegde? Dat hij hierdoor
nu genoodzaakt is om 'enige onvermijdelijke onkosten' te maken, heeft hij dus
over zichzelf opgeroepen. Maar als 'Mijnheer' nu maar niet denkt dat deze stel-
lingname getuigt van 'een verachtelij ke trotschheid'Slechts de wens om bij 'Uw
Hoog Edele' een gunstig gevoelen 'aengaande mijn persoon te verwekken' heeft
Van der Palm hiertoe gedreven, zo schrijft hij eerlijk. Alleen wanneer Van der
Palm overtuigd zou zijn van het feit dat hij door zijn vlijt en vermogens Van de
Perre werkelijk van dienst kan zijn; ja, dan alleen 'betuig ik opregtelijk, dat ik
aan niemand liever, dan aen den Heer Van de Perre mijn onderhoud en genoe
gen wil te danken hebben'.
De brief valt in goede aarde, maar zoals gebruikelijk wenst Van de Perre toch
ook weer niet over één nacht ijs te gaanHij wil zekerhedenvandaar dat hij toch
ook maar eens de rechtzinnige Utrechtse hoogleraar in de Godgeleerdheid Gis-
bertus Bonnet voor nadere informaties aanschrijft24. Op 21 november stuurt hij
deze de volgende brief:
'Hoog Eerwaarde en Hooggeleerde Heer!
Ik heb het genoegen, dat er onder mijne medewerking te Middelburg een
Musaeum is opgerigt, waarin niet alleen van nu af aan reeds de Physische
wetenschappen onder Personen van beider Sexe worden gecultiveert en
een maandelijksche bijeenkomst van Directeuren en Leden van 't
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen word gehouden, maar waarin
ook de vrijwel gefrequenteerde Teeken Accademie, in die Stad opgerigt, is
gevestigt, en een Collectie van objecten der Natuurlijke Historie en van
andere bijzonderheden word gevormd, over al hetwelk ik gaarne niet al
leen een goed opzigter zoude zien aangestelt, maar tegelijk ook een leer
meester in de fraaye letteren en Wetenschappen om betere bestierders der
publique scholen, betere huysvaders en huysmoeders, kundiger en verlig-
ter Christenen te vormeren, en daartoe van mijne eygene Middelen een
deel te besteeden, tot dat eens alles eene vaste consistentie zal hebben ver
kregen. Daertoe is my opgedaan den Heer A.J. van der Palm, oud-predi
kant van Maertensdijk in UHEerw. Provintie, die men my verzekert, dat,
benevens het donum communicandi ook alle de vereyschte Wetenschap
pen bezit, die tot mijn bovengemeld plan zouden dienstig zijn. Aangenaam
zoude het my zijn U Hoog Eerwaardes oordeel over dezen Heer insgelijks
te mogen verneemen, opdat ik met hetzelve, even gunstig zijnde, meerder
en zekerder dit oogmerk zoude konnen werkstellig makenMaar vooral in
teresseert het my te mogen weeten, of deszelfs leer, handelwijs en schriften
Zijn Eerwaarde niet in verdenking stellen betrekkelijk onze tegenwoordi
ge constitutie, en of ik veylig opentlijk zijne belangens (en de onze met
hem) zoude konnen en mogen bevorderen'.
57