han Adriaen, met een opdracht aan de douairière Van de Perre-Van den Brande is verschenen36. Andere studies bleven in portefeuille bewaard en zouden door Van der Palm in latere jaren nog gebruikt worden bij diverse publicaties, bij voorbeeld bij zijn grote werk van de Bijbelvertaling37. Al met al was de verhouding tussen het echtpaar Van de Perre en Van der Palm er meer een van vriendschap, dan een tussen werkgevers en ondergeschikte. Naar zijn eigen zeggen dankte Van der Palm aan deze betrekking dan ook de beste jaren van zijn leven38. Door Van de Perre leerde hij een wereld kennen die hem tot dan toe volstrekt onbekend was, met omgangsvormen die hem in latere jaren bij zijn eigen staatkundige loopbaan zeer van pas zouden komen. Tot in het laatst van zijn leven sprak Van der Palm dan ook graag over zijn 'weldoener'en volgens zijn aangetrouwde kleinzoon Nicolaas Beets sprak hij Van de Perre's naam nooit anders uit dan 'met den grootsten eerbied en de innigste liefde'. Diens silhouet heeft dan ook altijd in Van der Palm's studeerkamer gehangen, recht tegenover zijn zitplaats39. De verdere uitbouw van het 'Musaeum Medioburgense' Al was de stugge ontvangst van Van der Palm dus een forse tegenvaller voor Van de Perre, toch heeft hij niet direkt de moed opgegeven en is hij nog verder ge gaan met zijn pogingen om het Museum een breder draagvlak te geven. In het voorjaar van 1788 was het gebouw in gebruik bij het Natuurkundig Gezelschap, het Natuurkundig Genootschap der Dames, het Middelburgsch Departement van het Zeeuwsch Genootschap en de Middelburgse Teeken-Academie40. De Teeken-Academie had daarbij de meeste ruimte in beslag genomen, namelijk de vier bovenkamers op de eerste verdieping met de hierop aansluitende gaanderij de hierbovengelegen zolder en een eigen in- en uitgang door het voormalige koetshuis. Bovendien konden de 'Heren Directeuren' voor hun vergaderingen ook nog beschikken over het 'voor-salet' op de begane grond. Om deze ruimten in te richten had Van de Perre aan de Academie een 'toereykende som in con tant' geschonken, zodat de leden naar tevredenheid hun werk konden verrich ten. Als dankbetuiging had de Academie dan ook besloten om uit de eerste in dit gebouw vervaardigde tekeningen een selectie te maken en deze aan Van de Per re aan te bieden. Op zijn beurt had Van de Perre hier weer op geantwoord door een vriendelijke brief en het geschenk van zij n eigen - door Sompsois geschilder de - portret, dat in het 'voor-salet' werd opgehangen41. Dit voor-salet was kennelijk de meest representatieve ruimte in het gebouw. De ze kamer was eveneens in gebruik bij de overige gezelschappen, die verder ook nog konden beschikken over een grote zaal met een aangrenzend kabinet, een kleiner voorvertrek en een der zolders. Verder was er ook nog een ruimte gere serveerd voor het 'Cabinet van Naturaliën en Zeldzaamheden' (eigendom van het Middelburgsch Departement van het Zeeuwsch Genootschap), terwijl een aantal 'mindere apartementen' tenslotte voor de 'Oppasser' of conciërge waren voorbehouden. Al met al was de opzet dus vrij royaal en vandaar dat Van de Perre reeds bij de aanvang van het projekt een aantal voorbehouden had gemaakt, die van kracht zouden worden wanneer een uitbreiding van het Museum mogelijk zou blijken. Van dit voorbehoud maakt hij op 28 februari 1788 gebruik door aan te kondigen dat de tuin achter het gebouw benut zal gaan worden door het gecombineerde Kruideniers-Apothekers- en Drogisten-gilde, die er 'ten nutte van de leerlingen 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1983 | | pagina 99