uitgave betrokken was. De Wit voert een zekere A.M. Cérisier ten tonele, die vrijwel het gehele boek geschreven zou hebben5. Het ging er de auteurs om de macht van de stadhouder ter discussie te stellen: deze behoorde in feite niet meer te zijn dan 'de uitvoerder der bevelen van den Souverein' (dat zijn de Staten; I,224)6. Stadhouderschap èn oligarchie dienen onder controle gehouden te wor den. Het volk heeft legitieme rechten en is souverein. 'Het is derhalve in de eer ste plaats bij het Volk, dat het hooge eigendomde wezenlij ke souvereiniteit be rust' (II,372)7. Het vertrouwen tussen volk en regenten moet hersteld worden. In het tweede deel, uit 1786, worden de constituties van Holland en Gelderland besproken, waarbij vooral de democratische invloeden van de burgerij in deze gewesten wordt onderzocht. In hun conclusie over de kernpunten van de Grondwettige herstelling staan Van Himbergen en C.H.E. de Wit diametraal tegenover elkaar. De Wit is van me ning dat het boek het standpunt der oligarchische regenten verdedigt (de oude wetten dienen hersteld te worden, 'de heren representeren uit eigen kracht de in gezetenen')8. De titel van de Grondwettige herstelling geeft het doel aan, de on dertitel het middel, zegt De Wit. Het wezenlijke en het propagandistische aspect van het boek komen z.i. gedurig met elkaar in botsing. Men haalt bv. met instemming het beslist democratische 'Leids Ontwerp' aan, maar verwerpt het toch omdat het wanorde zou prediken. De grondwetten, de constituties der af zonderlijke landen^fienen in hun oorspronkelijke kracht hersteld te worden. Himbergen meent juist dat het kardinale punt is dat het oligarchische bestel door hervormingen doorbroken zal moeten worden. Het zou derhalve wel degelijk een werkstuk van de democratische patriotten zijn9. Grondwettige herstelling was mijns inziens niet een propagandageschrift van aristocratische regenten te gen de stadhouder of een programma om de Republiek weer geducht te maken, maar een poging om de bestaande gezagscrisis - de niet langer zonder meer aan vaarde verhouding of liever scheiding tussen bestuurders en onderdanen - op te lossen door een moderne relatie te scheppen tussen overheid en staatsburgers', schrijft Van Himbergen10. Het gaat volgens hem om de legitimiteit van de ge zagsuitoefening. De regenten bleven zelfstandige bestuurders, maar alleen als zij daarvoor het mandaat als gekozen vertegenwoordigers van het in laatste in stantie souvereine volk behielden. Dit sluit aan bij de opmerkingen die Geyl maakt over de Grondwettige herstelling^1De Staten zijn, via de stadsregerin gen, niet meer dan representanten van de gemeente, volgens de Deductie van 1587. In de Grondwettige herstelling wordt zelfs opgemerkt: 'Men kan niet ont kennen, dat de grondslag van deeze Regeeringsform zeer wijslij k is ingericht'12. In mijn optiek hebben Van Himbergen en Geyl gelijk en is de Grondwettige her stelling zeker op te vatten als een werk van de democratische patriottendie daar bij gebruik maakten van de inheemse instellingen en historische traditie. Tenslotte nog een paar woorden over het zgn. Leids Ontwerp. Dit stuk van Vreede en Fijnje, uit oktober 1785, somt in 20 artikelen het patriottisch program op. Gesproken wordt o.m. over vrijheid van drukpers, aan te stellen burgerge committeerden, vereniging van regent èn burger en volksvertegenwoordiging door representatie13. Artikel I hiervan luidt: 'De Vrijheid is een onvervreemd baar Recht, aan alle de Burgers van Nederlands Bondgenootschap toebehoren de. Geene magt op aarde en zoo veel te minder eene ontleende (gedemandeerde of representatieve) magtkan hen betwisten of beletten van die Vrijheid gebruik 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1984 | | pagina 101