5. MIDDELBURG IN DE ACHTTIENDE EEUW
5.1 Middelen van bestaan in de 18de eeuw
'De stad is in drie en dertig Wyken verdeeld, welke te samen, volgens de Regis
ters van het Komptoir der Registrature, by den aanvang des jaars 1739, in 't ge
heel drie duizend agt honderd vijf en tagtig Huizen bevatten; het Getal der Inwo-
neren wordt op omtrent vijf en twintig duizend begroot'1, lezen we in de Tegen
woordige Staat van Zeeland, dl. 1 (1751) over Middelburg. Daarbij moet bedacht
worden dat het hier gaat om de oude 'binnenstad', de stad binnen de vesten, die
tot in onze eeuw - met veel minder inwoners - haar omvang zou behouden. De
mensen moeten dicht opeengepakt, meer gezinnen in één pand, hebben ge
woond. De bevolking bleef vermoedelijk tijdens de 18de eeuw tamelijk stabiel
van omvang en liep pas na 1795 aanmerkelijk terug (1798: 20.146 inw.)2.
De haven domineerde de Zeeuwse hoofdstad. Scheepvaart en handel waren de
belangrijkste middelen van bestaan. Zo waren er te Middelburg vestigingen van
de V.O.C.3: de Kamer Zeeland (een bestuurszetel van grote importantie)in het
Oost-Indische Huis aan de Rotterdamse kaai, een imposant, helaas in 1940 ver
loren gegaan complex met grote pakhuizen, de O.I.-werf en diverse pakhuizen
in de stad; de West-Indische Compagnie (met een kamer in de Lange Delft), de
Middelburgsche Commercie Compagnie, opgericht in 1720, die zich voor een
belangrij k deel met slavenhandel bezighield, en ook een grote werf bezaten di
verse particuliere reders. Ook de admiraliteit van Zeeland zetelde te Middel
burg.
Het ging de stad in deze periode niet slecht. Stille getuigen daarvan zijn de vele in
de 18de eeuw nieuw opgetrokken of verbouwde lijstgevels4 die, vaak voorzien
van een indrukwekkende ingangspartij, thans nog de vele herenhuizen aan de
straten en 'kaaien' (grachten) sieren. Specerijen uit de Oost, suiker en tabak uit
de West werden in Middelburgse pakhuizen opgeslagen en verhandeld. Vroeger
leerden we op school dat op onze Gouden Eeuw de tijd van verval in de 18de
eeuw volgde. Tegenwoordig weten we dat de hoogconjunctuur in sommige be
drijfstakken zeker voortduurde tot ca. 1780, doch dat het buitenland ons over
vleugelde.
Geen kwantitatieve (althans tot 1780)maar relatieve achteruitgang in handel en
scheepvaart. Ter illustratie nog enige Middelburgse cijfers: in april 1704, tijdens
de Spaanse Successie Oorlog, voeren niet minder dan 22 schepen uit 'ter vrije ne
ring' (kaapvaart); hierbij zijn de gewone handelsschepen niet gerekend. In 1780
voeren slechts 18 handelsschepen uit en liepen 23 schepen de haven binnen. Tus
sen 1730 en 1807 werden 84 schepen te Middelburg gebouwd, waarvan er slechts
7 in de periode 1778-1792 van stapel liepen5.
Met het handelsverkeer nauw samen hingen de Bank van Lening en de Wissel
bank. Voorts was er wat nijverheid in de Zeeuwse hoofdstad te vinden: een glas
fabriek, een klok- en geschutgieterij (tot 1786), textielnijverheid e.d. Zaagmo
lens vond men buiten de stad. En hoewel de nijverheid niet van bijzonder grote
betekenis is geweest, waren er toch ook een groot aantal gilden; er hebben te
Middelburg 66 gilden bestaan, zij het niet gelijktijdig naast elkaar. Omstreeks
1795 waren er nog ongeveer 456.
Tenslotte had Middelburg een belangrijke centrumfunctie als marktplaats (er
60