ën bekend stond. De menigte viel ook op zijn huis aan, de bewoner was bijtijds
gevlucht. Een detachement Zwitsers kwam aangerukt en vuurde op de plunde
raars, van wie er twee gedood werden. Hierop trokken de troepen zich weer te
rug (volgens Cauwenberg 'door contraorder van de Regering') en de verniel-
zuchtigen hadden weer vrij spel. Er speelde zich een waar drama af toen zij per
ongeluk een van hun medeplunderaars, die voor een patriot werd aangezien, om
het leven brachten en zijn lijk in triomf door de stad sleepten
De huizen van enige bekende patriotsgezinde regentendie overigens in deze ja
ren niet in het stadsbestuur zitting hadden, namelijk de oud-burgemeesters Le
Sage en Huisman, en de regenten Huyssen van Kattendyke en Pous, durfde men
blijkbaar niet aan te vallen. Wel trok een groep oproerkraaiers naar het huis van
de predikant Johannes de Fremery aan de Rouaansekaai. De Fremery, uit een
predikantenfamilie afkomstig en door zijn huwelijk verwant aan het patriciaat,
was geen opvallend patriot. Zo hij de patriotse en anti-stadhouderlijke ideeën
als was toegedaan, liet hij het nauwelijks merken (in zijn gebeden voor de Prins
noemde hij deze eenvoudig stadhouder en vermeldde daarbij 'God maakte hem
zoals hij weesen moet', zonder alle eeretitels van Willem V op te sommen, zegt
Cauwenberg, p. 79).
Toch moest De Fremery er aan geloven: zijn huis en inboedel werden geheel ver
nield; een gedeelte van zijn kostbare bibliotheek bleef echter behouden. In zijn
plunderwoede ging het gepeupel er zelfs toe over het huis van de buurman van
De Fremery, Frederik van Citters, binnen te dringen, en daar zilverwerk te ste
len. 'Hier werd een groot Oranjevriend niet ontzien, maar deelde mede in de
schade van de staart dezer hagelbuy, dog dit was by abuys om dat de tusschen-
muur afgebroken en gerepareerd wierd, dan zodra ontdekte men de fout niet of
men liet af. Sommige onder de bende waren zelfs zoo onbeschaamddat ze, wan
neer hen naderhand onder 't oog gebragt wierdt, wat goed zy niet al van den man
[d.i. De Fremery, die de armen 's winters tracteerde, P.S.] genoten hadden, ant
woordden: 'Dit alles is al lang uitgescheten en vergeten'O snoode ondankbaare
schepsels!'13.
De beproevingen voor ds. Johannes de Fremery waren echter nog niet ten einde,
's Maandags wilde hij met zijn gezin per schip van Arnemuiden naar Hol
land vertrekken, maar hij werd bij het Lange Hoofd in Arnemuiden tegenge
houden en deerlijk mishandeld door een groep landarbeiders, o.l.v. Bartel Cop-
poolse, een schoonzoon van de boer Laurens Ingelse, een bekende Oranjeklant
uit de Oranjepolder(l).
Het opstandige volk plunderde intussen lustig verder. Terwijl de stadsregering
het aanbod van de Arnemuidenaars om met 5 a 6.000 Walcherse boeren de stad
in te komen 'om alle patriottenden hals te breeken'14 afsloeg.
6.6 De vierde dag
De stadsregering liet de volgende dag, maandag 2 juli, afkondigen:
'Burgemeesters, Schepenen en Raaden der Stad Middelburg, gevoelende, dat
de ongelukkige Beweegingen, zo wel elders in de Republiek als binnen deeze
Stad, ontstaan, haaren oorsprong vinden in de verschillendheid van begrippen
over de publieke zaaken, en in het begrip dat de denkenswys van Regeering daar
omtrent niet ééns zou zyn, en voorziende, dat zo lang hier over geene verzeke
ring van het tegendeel gegeeven wordt, de gisting der gemoederen niet vermin-
69