rigeren; tenslotte krijgt het een kastnummer dat tevens wordt vermeld op het la bel. Uiteindelijk zullen alle beschrijvingen worden verzameld in een taxo- nomisch ingedeeld losbladig stamboek. De aanwinsten die dit j aar zij n binnengekomen zij n voor een deel door de Werk groep Geologie in voorgaande jaren verzameld maar eerst nu aan de verzame ling toegevoegd. Hiertoe behoort ook de onderkaakhelft met kies van een mas todon, Anancus arvernensis (Croizet Jobert) (Gv 1983-25), waarvan al eerder melding is gemaakt. Een belangrijke aanwinst is verder de onderkaakhelft van een bever, Castor fi ber L. (Gv 1983-1), welke in 1978 door mevr. dr. M.I. Gerhardt op het strand tussen Domburg en Westkapelle werd gevonden. In tegenstelling tot de aangrenzende provincies en België zijn er geen aanwijzin gen dat in recente tijd in Zeeland bevers hebben geleefd. Uitzondering hierop is het toponym Beverne, een voormalige rivier bij IJzendijke. Toponymen waarin het woord bever is opgenomen zouden ontstaan zijn omdat dit dier daar vroeger zou zijn voorgekomen. De ecologische omstandigheden waren hier misschien niet optimaal voor een beverbiotoop (stromend water en de daaraan gebonden plantengemeenschappen) mogelijk met uitzondering van de duinstrook. Doch hoewel in het Noord- en Zuid-Hollandse duingebied op een zestal plaatsen sub- fossiele resten van bevers zijn gevonden, ontbreekt bij ons elk bewijs van hun aanwezigheid. Bij Hekelingen op Voorne vond men botten van bevers tussen de resten van Neolithische nederzettingen. Gezien de donkerbruine kleur en de door het ouderdomsproces verkregen hard heid van het bot dateert de door mevr. Gerhardt gevonden kaakhelft zeer waar schijnlijk uit het Midden- of Laat-Pleistoceen (en is dan fossiel) of uit het Prae- boreaal of Boreaal (Holoceen). Op het Domburg-Westkappelse strand zijn va ker botten van dezelfde ouderdom gevonden. In de Noordzee opgeviste bever- botten treft men de laatste tijd steeds meer in verzamelingen aan sinds ook de kleine zoogdierbotten meer door de vissers worden meegenomenEvenals de bij Domburg gevonden kaakhelft mogen we aannemen dat deze resten, afhankelijk van de plaats waar ze zijn opgevist, meestal ouder zijn dan eind-Boreaal (ca. 8000 B.P.) toen de Noordzee bijna zijn tegenwoordige omvang had gekregen. Uit Zeeland is verder maar één vondst bekend van een fossiel beverbot: een dij been dat tussen 1950 en 1954 in de Westerschelde werd opgezogen en in 1960 werd beschreven door Hooijer. Van de overige aanwinsten moeten nog met name worden genoemd: een 'be werkt' scheenbeenfragment van een rendier, Rangifer tarandus L., opgevist in de Noordzee (Gv 1983-40) en tenslotte enkele in de Noordzee opgeviste beende ren van de voet en de voorvoet van de mammoet, Mammuthusprimigenius (Blu- menbach) (calcaneus 2x en astragalus, resp. Gv 1983-36, -38 en -37) en Mammu thus cf. meridionalis (Nesti) (lunatum, Gv 1983-39). In de verzameling van het genootschap zijn de kleine botten van de grote zoogdieren zeer slecht vertegen woordigd; de laatstgenoemde aanwinsten, geschonken door de Heer P.N. de Jonge te Veere, waren daarom zeer welkom. XIV

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1984 | | pagina 12