man. Als de belangrijkste punten die in de inleiding op onze grammatica aan de orde worden gesteld, zag Klifman: 1aan het Nederlands ligt een objectief grammaticaal systeem ten grondslag 2. er is dringend behoefte aan een Nederlands trivium (dwz.aan een in het Ne derlands gestelde spraakkunst, aan een handboek voor redeneerkunde en aan een welsprekendheidsleer) 3. de Nederlandse intellectuelen hebben onvoldoende oog voor de behoefte aan geestelijke ontwikkeling bij de 'gewone man'22. In zijn voortreffelijke artikel wist Klifman het uitgangspunt van de Duitse ge leerde K.O. Apel te nuanceren. Apels uitgangspunt was namelijk dat de ontdek king van de moedertaal in de Westeuropese landen ten tijde van de Renaissance zich kenmerkte door een fundamentele afhankelijkheid van de Latijns-huma nistische taalopvatting. De eerste spraakkunsten die bestemd zijn voor de volks talen, zijn produkten van humanistische geleerden die steun zoeken bij de bestaande Latij nse grammatica's om hun spraakkunst voor de volkstaal tot stand te brengen. Het is echter onjuist om hierbij te spreken van slaafse navolging: taalkundige onderzoekers verzamelden steeds meer materiaal waaruit het unie ke karakter van bv. het Nederlands kon worden afgeleid21. De besten onder hen, zoals de auteur van onze grammatica, hadden van meet af aan oog voor de onbe vangen studie van het Nederlands en dat niet louter voor hun eigen plezier, maar om een maatschappelijk doel te dienen. Zij wilden 'de gewone man' tegemoet komen in zijn drang naar de soeticheyt van de wetenschap. Hoe onze auteur zich dat allemaal voorstelde, blijkt uit zijn geschrift, waarvan we de inhoud hier wat uitvoeriger weergeven. 4. Inhoud Onze auteur stelt aan het begin van zijn uitvoerige inleiding dat de menselijke re de zich kenmerkt door haar onderscheidingsvermogen. Met dit kritisch vermo gen is de mens in staat om kwaliteit te onderscheiden van middelmatigheid. Maar indien het iemand aan kundig oordeel ontbreekt, is onderricht nodig. Ei gen aan het onderricht zijn regels en voorschriften die berusten op ervaring. Die regels moet men evenwel hanteren, niet omdat een ander dat wil of omdat het zo hoort, maar omdat men aan de hand daarvan zich het beste ontwikkelt. Tegen sommige simpele geesten die menen dat de regels van de spraakkunst en de grondregels voor andere vakken uitsluitend hersenspinsels van wetenschaps mensen zijn, was het voorgaande gericht. Mogen zij leren dat die regels geen ver zinsels zijn, maar dat zij reeds in de zaak zelf aanwezig zijn. Vandaar dat die re gels in beginsel door iedereen in de dagelijkse praktijk kunnen worden ontdekt. Het zelf ontdekken van die regels is echter een moeizame en tijdrovende aange legenheid. Het is daarom handiger regels te volgen. Geen mens beschikt daaren boven over volmaakte, natuurlijke vermogens. Allicht kan hij die vermogens ontwikkelen door het ontvangen van onderricht, door oefening en aandach tige concentratie. Zo moeten bv. het spreken, het schrijven en het redeneren worden geléérd. Iedereen weet bij ondervinding dat hij slechts door goed oefe nen zich daarin steeds meer kan bekwamen. Verschillende voorbeelden geeft onze auteur hiervan, die alle de strekking hebben dat iemands taalvaardigheid toeneemt naarmate hij meer onderricht heeft genoten en naarmate hij meer er- 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1984 | | pagina 44