heel wijdde aan de geschiedenis en oudheidkunde van Zeeland en aan de uitbrei
ding van de atlas die onder de naam Zelandia illustrata beroemd zou worden49.
Deze edelman was ook niet zonder historisch-taalkundige belangstelling, wat
blijkt uit zijn brief aan de Leidse hoogleraar Adriaan Kluit van 21 oktober 1800
naar aanleiding van diens Aanmerkingen op het Request der Roomsgezinden etc.
betreffende hun oude rechten op kerkelijke goederen. In die brief stelt Verheye
van Citters dat Taalkunde in deze materie extra oleas' is [niet ter zake doet] en
hij geeft ook nog een etymologische verklaring van de naam Beveland50Gezien
de taalkundige belangstelling van de man lijkt het me niet onwaarschijnlijk dat
hij onze grammatica heeft bezeten. Misschien heeft hij dit handschrift nog
bestudeerd en is de neerslag van zijn studie nog ergens in de familiepapieren te
vinden? Zijn vader, mr.Jacob van Citters Casparszoon (1702-1792) wordt be
schouwd als de grondlegger van de Zelandia illustrata en het is in zijn voetspoor
dat mr.Jacob Verheye van Citters 'reeds als knaap begon te verzamelen en de
collectie portretten begon te vermeerderen met kaarten en tekeningen'51. Toch
blijft het onduidelijk wanneer het handschrift van onze grammatica in het bezit
van de Van Citters is gekomen. Wellicht was dit uit een erfenis en niet door aan
koop? Het enige verband dat ik tussen de Radermachers en de Van Citters heb
gevonden, is dat de kleinzoon van onze auteur en tevens diens naamgenoot, Jo-
han Radermacher (1633-1704) getrouwd is geweest met Maria van der Stringe,
dochter van de ontvanger-generaal van Zeeland, Johan van der Stringe en van
Anna van Citters52. Andere mogelijke verbanden verliezen zich voorlopig in de
nevelen van de tijd.
Het is daarentegen eenvoudiger om de lotgevallen van ons handschrift sinds de
veiling op Popkensburg in 1863 na te trekken. Op fol. 1 recto van ons handschrift
staat de naam van M.F.Lantsheer. Toen de collectie werd geveild, had het
Zeeuwsch Genootschap het recht van voorkoop op de atlas van Zeeland. In juli
1863 kwamen de twaalf portefeuilles in het bezit van het Genootschap voor
1200,—. De kaartencollectie was toen nog niet geïnventariseerd en de Verheye
van Citters hadden niets nagelaten dat op een catalogus leek. Degene die de in
ventarisatie op zich nam, was M.F. Lantsheer, die zich als bestuurder van het
Zeeuwsch Genootschap vermoedelijk zeer betrokken voelde bij de veiling.
Maar niet alleen de atlas van Zeeland werd geveild; Nagtglas heeft het over 'wa
genvrachten van papieren en geschriften, uit het oude slot te voorschijn gehaald
(in 1863), en die meest verkocht zijn, [,..]'53. Mijn vermoeden is dat Lantsheer in
1863 een aantal stukken zelf heeft gekocht, waaronder het handschrift van onze
grammatica.
De rechtsgeleerde en letterkundige M.F.Lantsheer (1819-1877) vestigde zich na
1843 als advocaat te Middelburg. In 1856 werd hij bestuurslid van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen. Toen zijn moeder na het overlijden van haar
tweede echtgenoot jhr.mr. J.G. Schorer in 1860 opnieuw weduwe was gewor
den, bleef hij bij haar wonen. Pas in 1871 zou hij op 52-jarige leeftijd trouwen
met Anthonia Jacoba Maria, baronesse van Lynden, oudste dochter van de
toenmalige commissaris des Konings in Zeeland54. Wanneer het handschrift op
de achttiende-eeuwse buitenplaats van de familie Van Lynden, het Slot ter Hoo-
ge, is terechtgekomen, is onbekend.
De huidige verblijfplaats van het handschrift is de Leidse universiteitsbibli
otheek, waar het berust onder signatuur: Ltk.2148. Op 24 mei 1984 werd het na
melijk officieel in bruikleen gegeven aan de Maatschappij der Nederlandse Let
terkunde.
15