Engel, de Werelt, de Dueght, een mensche, oft de Mensche, een Dier, een Peert etc. Ghij en segt niedt: de Godt, of de Jan, tensij bijsonderlijke, uutnemende reghels als t' sijnder stede gheseyt sail worden; ende dese bijnamelijke woorden sijn luttel in getal, namelijk: 'de' ende 'het'. Een "Voornamelijk' woordt is: d'welk in stede des 'namelijks' ghestelt wordt en de schier van ghelijke macht is, ende sijn ook weynich in getal, te weten: ic, ghi, hi, sij, dit, dat, dese, die, wijlieden, sijlieden, ghijlieden, wie, welke, welk, wat, mijn, dijn, sijn. Een 'Wervich' woort is, dat beteekent: met bijvalle van tijde doen, oft lijden oft gheschieden, als: gaen, staen, rijden, schrijven. Dit heet: doen. Item: bemindt worden, gheslagen worden, gehaet worden. Dit heet: lijden. Item: donderen, reghenen, blixemen, ende dierghelijken. Dit heet: geschieden. Item: elk dadich woord met 'het' of 'men' daervoor, als: het hagelt, men slaept. Dit is ook ghe schieden. Een 'wervich' betekent alsoo 't luydt. Sijn, wanneefr] yet is. Item: wer den, ende van deser stoffe isser ontallighe veele. Een 'Bijwervich' woort is: dat bij het wervighe gestelt wordt om desselven staet te verclaren, sodat het wervich woort midts desen oft versterkt oft verkrankt, oft verciert, oft mismaect word, als wanneer men seyt: het reghent, so en weet men niet oft seer reghent oft sachtelijk. Dit 'seere' ende 'sachtelijk' sijn bijwervighe woorden van der crachte als voorschreven. Item, wanneer men seyt: de man spreekt, so en weet men noch niet of hij wel oft qualijken oft luyde, oft heymelij- ken spreekt. Dese woorden 'wel, qualijken, luyde, heymelijken' sijn bijwervi ghe woorden; sijn ook seer veel in ghetalle. Een 'Werv'deelich' woort is d'welk eersts aensiens alleen 'namelijk' schijnt te wesen, maer boven de 'namelijke' crachten deelt [het] ook mede in veel van des 'wervighen' eygendommen, want het is van 't 'wervighe' afcomen ende heeft meer in van naturen des 'wervighen', dan van 't 'namelijke', als: sprekende, ga- ende, staende, gheslagen, ghemact, ghewrocht, commen al van haer wervighe: spreken, gaen, staen, slaen, maken, werken ende in 't ghebruyk hebben se haer als 'namelijke'woorden. Van deser stoffe isser also menich woort alsser menighe 'wervige' is. Een 'Aenbindich' woort is, d'welk verscheydene woorden also t'samen verbindt dat de sin van dien oik oft vereenight, oft verscheyden wordt. d'Welk twee oft meer woorden oft redene also t'samen verbindt dat deselve blijken oft eenssins, oft teghen malcanderen, oft verscheyden, oft bij redelijke oorsaken d'een uut d'ander volghende sijn, sodat een dink van hen geseyt oft geloochent wordt oft van teghenheit, verscheydenheit oft eendrachticheit reden gegeven wordt. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1984 | | pagina 84