51. Lambrechtsen, 'Aanspraak', 10. 52. Van Lieburg,'Geneeskunde en medische professie', 124-126en deondernoot 17ge- noemde discussie. 53. De prijsvraag over de febres catarrhales (no. 18) werd in 1782 uitgeschreven en in 1784 bekroond. De verhandeling van de prijswinnaar, de Amsterdamse arts J.P.Mi- chell, werd gepubliceerd in dl.XI (Vlissingen, 1786). De prijsvraag over het epide mische en locale karakter van de kinderpokken (no. 32) werd in 1788 uitgeschreven. De in 1790 bekroonde verhandeling van S. A. de Moraaz, arts te Sommelsdijk, werd in dl. XV (Vlissingen, 1792) gepubliceerd. Een meer medisch-theoretische prijs vraag over het lymphatisch stelsel (no.41) werd in 1791 uitgeschreven, maar kon niet worden bekroond. 54. In 1780 had men in dl. VII van de Verhandelingen al een bijdrage van de Rotterdamse arts L.Bicker over dit thema geplaatst. 55. Deze prijsvraag (no.21) werd in 1783 uitgeschreven. Twee antwoorden konden wor den bekroond. De verhandeling van de Tielse ontvanger generaal (1737-1817) J.D.van Leeuwen kreeg de gouden medaille en die van de Leidse arts C.Terne (geb.1747) de zilveren medaille. Beide werden gepubliceerd in dl.XII, le stuk (Vlis singen, 1786). Tijdens de Republiek werd geen verbod meer afgekondigd. In Schot land was het begraven in de kerken al sinds 1566 verboden. Frankrijk was in de zes tiende eeuw eveneens met een verbod gekomen, dat in 1776 werd verscherpt. Jozef II vaardigde in 1784 een algeheel verbod uit voor al zijn territoria. Zie voor deze pro blematiek: Dood en begraven. Sterven en rouwen 1700-1900. Catalogus bij de ten toonstelling ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Eerste Algemene Be graafplaats Soestbergen te Utrecht, 15 mei-6 juli 1980. Vgl. voor de grote financiële belangen van de kerk bij de kerkbegrafenissen, P.den Boer, 'Naar een geschiedenis van de dood'. Tijdschrift voor Geschiedenis, 89 (1976) 161-201; R.Maarleveld, 'De Kerk in Rouw' (ongepubliceerde doctoraalscriptie RU Utrecht, Instituut voor Ge schiedenis, 1983). 56. Hs.PBZ no.6187. 57. In 1785 had het genootschap zich al beziggehouden met de vraag hoe het begraven buiten de kerken in de praktijk gestimuleerd diende te worden. Men besloot een kleine bijdrage over te maken aan de oprichters van het Tielse kerkhof. AZGW, inv. no. 5, 27 september en 25 October 1785. Zie voor het besluit van 1792 ibideminv. no.6,17 mei 1792. 58. In 1761 had de Hollandsche Maatschappij een prijsvraag over de lichamelijke opvoe ding uitgeschreven en in 1763 een over de zedelijke opvoeding. De laatste trok maar liefst 43 inzendingen. Zie voor een uitvoerige bespreking J.Versluys, Geschiedenis van de Opvoeding en het Onderwijs vooral in Nederland (4 dln; Groningen, 1878- 1879)111, 263-280. 59. De onderwijsprijsvraag werd in 1779 uitgeschreven. Bekroond werd, behalve de al genoemde Krom en Van der Palm, de Zeeuwse predikant D.C.van Voorst (1752- 1833). Alle verhandelingen werden gepubliceerd in dl. VIII (Vlissingen, 1782). Een compilatie van de overige prijsverhandelingen werd eveneens in dit deel geplaatst. Weliswaar was de opvatting dat onderwijs geen emancipatoir karakter diende te hebben wijdverbreid inde Republiek, maar ook andere geluiden konden worden ge hoord. In 1790 schreef het Provinciaal Utrechtsch Genootschap een prijsvraag uit over het thema: een huiselijke of een publieke opvoeding? Onder de bekroonden van 1793 was ook het antwoord van de Goudse rector G.C.C.Vatebender (1759- 1822) dat in alle opzichten van de Zeeuwse antwoorden afweek. Vatebender greep terug op het Spartaanse opvoedingsconcept toen hij stelde dat alleen de Staat zich met opvoeding en onderwijs mocht bemoeien: 'dat de Jeugd en derzelver opvoeding onder iedere Natie, niet is een particulier goed, met het welk ieder mag leven naar 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1985 | | pagina 124