vorm heeft geprofileerdHet genootschapswezen was in volle bloei en de niet univer
sitair geschoolde heelmeesters wisten elkaar bijvoorbeeld wel te vinden. Voorzover
er onderzoeksresultaten beschikbaar zijn kan ook niet gesteld worden dat het be
staande genootschappencomplex, inclusief de vrijmetselarij, bij die profilering een
rol heeft gespeeld. Voorzover vertegenwoordigers van deze technische beroepen bij
deze genootschappen betrokken waren, zongen ze dapper mee in het fysico-theolo-
gische koor. Het in 1809 door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen gepubliceer
de werk met de veelbelovende titel Technologisch Handboek, kan evenmin als het
compendium van een zelfbewuste innoverend gerichte technische elite worden be
schouwd, terwijl juist deze Maatschappij veel lieden uit die sector huisvestte. Het wil
mij daarom voorkomen dat het probleem van de uitgestelde industriële revolutie
allereerst een economisch probleem is en niet het probleem van een niet-geïnte-
greerde elite die geen kans heeft gekregen. Het is niet uitgesloten dat deze technische
intellectuele elite een innoverende mentaliteit heeft gehad, maar dat moet nog wor
den aangetoond. Vooralsnog lijkt het me juister er van uit te gaan dat in Nederland
een innoverende technische elite het resultaat was van de industrialisatieprocessen
en niet andersom.
91. Deze prijsvraag werd in 1770 uitgeschreven (no.3). De bekroonde verhandelingen
werden gepubliceerd in dl.IV (Vlissingen, 1775). Het thema van de prijsvraag ver
toonde sterke overeenkomsten met de verhandeling en het prijsvraagantwoord van
Adriaan van Solingen (zie noot 69). Was voor Van Iperen het vertrekpunt de erva
ring, bij Van Solingen vervulde de rede deze functie. Hun uiteindelijke standpunten
ontliepen elkaar niet zoveel. Vgl. R.Hooykaas, Rede en Ervaring in de Natuurweten
schap der XVIIIe Eeuw (Amsterdam, 1946).
92. Vgl.Bots, Tussen Descartes en Darwin, 41.
93. De prijsvraag over de 'waardy der wetenschappen' (no.49) werd in 1794 voorgesteld
en in 1796 wegens gebrek aan inzendingen ingetrokken.
94. F.K.H.Kossmann, Opkomsten Voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Let
terkunde te Leiden (Leiden, 1966) en J.Kloek e.a., 'Litteraire genootschappen 1748-
1800', Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw, 57-58 (1983) 21-91 en B.Tho-
bokholt, Het taal- en dichtlievend genootschap 'Kunst wordt door arbeid verkreegen'
te Leiden, 1766-1800 (Utrecht, 1983). Met name de thema-keus van de dichterlijke
arbeid kreeg een steeds historischer karakter.
95. Vgl. M.A.D.Delen, A.E.M.Janssen, A.F.W.M.vandeSandeenC.G.Weyers, 'Een
speurder bespied. De staatsman Laurens van de Spiegel als historicus temidden van
tijdgenoten', Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw, 47-48 (1980) 3-35. In
deze bijdrage wordt een schets gegeven van de historische activiteiten van Van de
Spiegel en enkele van zijn tijdgenoten. De hier besproken groep dient echter uitge
breid te worden met diverse Zeeuwse genootschapsleden. Adriaan Kluit heeft zich
tijdens zijn Zeeuwse periode nauwelijks met het genootschap bemoeid. Toen een
maal het Middelburgsch Departement was opgericht, waarin hij een grotere rol had
kunnen spelen, doceerde hij al zes jaar in Leiden. Vgl. N.C.Lambrechtsen, 'Lofrede
op Adriaan Kluit' (voorlezing 4 februari 1807) hs.PBZ no.2708.
96. Deken e.a., 'Een speurder bespied', passim.
97Ibidem23
98. Vgl.o.a. Levensberigt van Jona Willem te Water, en Levensberichten van N.C.Lam
brechtsen.
99. Vgl.o.a. J.van Iperen, 'Verhandelingen over de Prophetische Historie', dl.II (Vlis
singen, 1771) 361-412; J.Ermerins, 'Historische verhandeling over 't kasteel Ram-
mekens', dl.III (Vlissingen, 1773) 133-176; J.W.te Water, 'Verhandeling over een
penning van Ptolemaeus, zoon van Mennaeus, Tetrarcha van Chalcidene', dl.V
(Vlissingen, 1766) 609-632; A.'s-Gravezande, 'Geschiedkundige Narichten, betref-
90