als de Engelsen die de provincie op 30 juli 1809 binnenvielen6. Zodoende be schrijft het manuscript ons een provincie Zeeland die al dertien jaar onder het juk van buitenlandse overheersing had geledenmaar die het strenge regime van inlijving bij het Franse rijk (Walcheren bij het vertrek van de Engelsen in decem ber 1809, Zeeland in zijn geheel in maart 1810 en de Nederlandse natie in juli 1810) nog moest leren kennen. Slechts bij de inlijving zou de waarlijk doelmatige oplegging van het Continentaal Stelsel bewerkstelligd worden, hetgeen een tota le blokkade van de overzeese handel met zich mee bracht. Indien de Zeeuwen in het najaar van 1808 dachten dat het leven moeilijk was, dan had de toekomst nog een onaangename verrassing voor hen in petto. Het tijdstip van deze 'statistieke beschrijving' is daarom ongewoon: als het ware op de vooravond van de aanval. Maar wat voor 'beschrijving' krijgen we? De be tekenis van het woord 'statistiek' is in de loop der jaren sterk aangepast: waar het de negentiende eeuw betreft kunnen we ieder idee van computergrafieken, cor- relatie-coëfficienten en dergelij ke gevoeglij k vergetenNaar onze maatstaven is dit een 'beschrijving met enige kwantitatieve belangstelling'7. Aan de andere kant toont het de kiemen van een aandacht voor detail die toe te schrijven is aan het binnendringen van Franse bureaucratie in Nederlandse regeringskringen. Ambtenaren konden zich niet langer veroorloven meetbare gegevens in het vage te beschrijven: onnauwkeurigheid was onvergeeflijk tegenover een Napoleonti sche obsessie met omvangrijke en nauwkeurige informatie, die zelfs tot de on derste regionen van de dorpsadministratie aan het doordringen was8. Franse ambtenaren begonnen rapporten op te stellen die, vanwege hun weelde aan de tail, ongekend waren vóór die periode9, en veel van onze Nederlandse bronnen uit deze tijd tonen ook een groeiende verantwoordelijke houding tegenover het nauwgezet verzamelen van kwantitatieve gegevens10. Het hier afgedrukte manuscript deelt in deze veranderde aanpak van officiële informatie. Misschien krijgt men van de hierboven aangehaalde werken in hetzelfde genre de indruk dat er reeds uit deze periode voldoende materiaal over Zeeland be schikbaar is: de archiefbewaarplaatsen puilen zeker uit van informatie uit de Franse overheersingsperiode. Maar deze gegevens zijn meestal niet verwerkt en in dit opzicht blijkt Zeeland buitengewoon ongelukkig te zijn. Jan Kops, Com missaris van Landbouw voor de nationale regering, had in Zeeland een agent, Samuel Boeye genaamd, maar deze was in 1806 'wegens indispositie' bij verga deringen niet aanwezig12, zodat vrij weinig informatie aangaande Zeeland dat jaar of de daaropvolgende jaren zijn weg naar het Magazijn van Kops vond13. Er bevindt zich ongetwijfeld een hoeveelheid zeer gedetailleerd materiaal in het ar chief van de Prefectuur (de provinciale regering tijdens de Franse overheer sing)14, maar die informatie is onverteerd en onverwerkt gebleven en is vaak nogal beperkt tot plaatselijke gegevens. Een zekere Lambrechtsen uit Middel burg, een lid van de Huishoudelijke Maatschappij15, heeft omstreeks 1807 blijk baar een kort overzicht van de landbouw op Walcheren geschreven16, maar an dere sectoren van de economie zijn door hem buiten beschouwing gelaten en slechts één eiland van de provincie is behandeld. Tussen de onderzoekingsreis van Goldberg in 180017, en de semi-statistische studie van De Kanter en Dressel- huis in 1824 ontbreekt er helaas een beknopte samenvatting (in druk) over de economie van Zeeland uit die tijd. 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1985 | | pagina 136