text gezien worden, want hoewei zich tussen 1805 en 1810 een daling in de graan
prijzen voordeed, kende de Napoleontische periode de hoogste graanprijzen
van de gehele 19e eeuw met een navenante welvarendheid voor elke boer die een
product te verkopen had54. Er bestaat overeenstemming onder de historici van
deze eeuw dat, met enkele uitzondering, de Nederlandse landbouw eigenlijk wel
goed boerde onder Napoleon55. Van Doorn was dus partijdig genoeg om niets
aan het papier toe te vertrouwen dat verzachtende omstandigheden in de algehe
le malaise in Zeeland zou kunnen suggereren.
En dan de smokkelhandel. Tot die na de inlijving van 1810 de kop werd inge
drukt, pakten de Nederlanders het omzeilen van de handelsblokkade op alle
fronten systematisch aan56. Zeeland, met al zijn kleine achteraf gelegen haven
tjes, was voor deze handel uiterst geschikt en juist ten tijde van dit rapport -
1808-09 - genoten de havens van Middelburg en Zierikzee in het bijzonder een
hausse in de sluikhandel, vooral in de koloniale goederen57. Dit is niet bepaald
de indruk die Van Doorn wekt met zijn bewering: 'En nu staan alle de werven.
en alle bijzondere handel, ter verzending en aanvoer van goederen..., en allen
welvaart, daarmede in verband staande, stil'58. Er was een campagne aan de
gang om concessies voor Zeeland van de Koning los te krijgen: dit verslag was
bedoeld als spits in de aanval. Op papier was de campagne een enorm succes:
Koning Lodewijk Napoleon bezocht Zeeland in april 1809 en kondigde bij de
creet van 6 juni van dat jaar een waarlijk groots programma van investeringen
door de centrale overheid in Zeeland aan59. Jammer genoeg deden Engelse troe
pen de maand daaropvolgend een invaldie werden gevolgd door de Fransen en
van het hele programma kwam niets terecht. Maar de ongerijmdheid tussen de
indruk die dit rapport achterlaat, en ons beeld van de Zeeuwse economie uit an
dere bronnen, benadrukt de voorzichtigheid die nodig is bij het beoordelen van
verslagen van zelfs een zo betrouwbare ambtenaar als Abraham van Doorn.
Overigens wijst Van Doorn zelf in de richting van een meer gematigde en geba
lanceerde kijk op de situatie. In een brief van 24 december 1808 heeft de land
drost de ministers in Den Elaag gewaarschuwd dat plaatselijke Zeeuwse klach
ten over de economische situatie overdreven waren, dat de doleantien bij
examinatie niet zeer gegrond zouden bevonden worden', en dat er over het alge
meen geen acht op moest worden geslagen60. Deze buitengewoon openhartige
opmerkingen zijn te vinden in een briefje geschreven in 1808 ter begeleiding van
een stapel protestbrieven uit Zeeland tegen een nieuwe belasting. Van Doorns
commentaar trekt het beeld van complete armoede, waar veel van de contempo
raine bronnen, inclusief de hier gereproduceerde, van doortrokken zijn, sterk in
twijfel.
Francois Ermerins, de volgende landdrost van Zeeland, beschrijft de situatie in
zijn provincie op 17 april 1809 (dwz. voor de inlijving bij Frankrijk) in termen
van een dreigend totaal verval en vernietiging dezer rijke bronnen van wel-
vaard'61. Dit levendige citaat staat in scherp contrast met het meer gematigd
beeld dat Van Doorn enkele maanden daarvoor had geschilderd. Het zou kun
nen dat Ermerins partijdiger was dan zijn voorganger en meer belang hechtte
aan de economische neergang. Bestudering van de laatste alina's van Schama's
bron ontsluit echter een evenwichtiger oordeel. Zeeland lijdt onder de
oorlogseconomie, aldus Ermerins, maar hij geeft toe dat de terugkeer van de
vrede en de handhaving van bestaande privileges goede hoop op herstel met zich
meebrengen67.
102