28. "Darink delven" was het steken van zoden van de schorren buiten de dijken. De zoden
werden gedroogd, soms van zout ontdaan en vervolgens gebruikt als huisbrandstof of,
op Tholen, als mest (Goldberg, 1859-60,210). Door deze practijk werd de kust letter
lijk weggevreten en het was daarom bij de wet verboden. Verwijzingen naar 'darink
delven' zijn te vinden in Van Oosterzee, 1874; 'Landbouwkundige gegevens', 1959,
195; en RAZ, Gewestelijke besturen, no. 793, dat wederom de bron van Van Doorn
is.
29. Op dit punt wordt het verhaal onderbroken en wordt er een lijst met 'industriële' be
drijven gepresenteerd die hieronder in tabelvorm is weergegeven.
Tabel 4.
Nijverheid in Zeeland (zonder
Zeeuws-Vlaanderen) in 1808.
Ondernemingen
M'burg
Goes
Z'zee
Tholen
Anderen
Totalen
Molens- koren
5 2 3 2 62
74
- meekrap
1 - 4 1 26
32
- andere
32 4 7 - 4
47
Brouwerijen
3 3 1 1 10
18
Raffinaderijen
3 7 2 1 8
21
(zeep, zout)
Andere
16 - 10 1 -
27
Totalen
60 16 27 6 110
219
Bron: RAZ, Van Doorn, no. 12, MS biz. 23A-25B.
Hieruit kunnen we een paar directe conclusies trekken. De 'industrie' is voor een groot
gedeelte plattelandsnijverheid (110/219), of liever, niet in de grote steden te vinden.
Met andere woorden, deze 'industrie' bestond gewoon uit de noodzakelijke voorbe
reidingen van plaatselijke landbouwproducten voor de markt. De graan- en oliemo
lens en meekrapstoven even buiten beschouwing gelaten, gaat het om 96 werkplaatsen
die beschouwd kunnen worden als bedrijven die werkelijk iets fabriceerden. Het me
rendeel hiervan was in Middelburg te vinden. Deze nijverheid zal wel erg weinig inves
tering van grootkapitaal, belangrijke schaalvergroting of arbeidsverdeling met zich
mee hebben gebracht. Dergelijke bedrijven waren waarschijnlijk eerder ambachtelij
ke dan industriële ondernemingen.
30. Dit is het enige dat erbij wijze van commentaar staat. Maar wat voor een stand van za
ken weerspiegelt deze lijst met bedrijven? Slechts productiecijfers zouden ons een
nauwkeurig beeld verschaffen, maar als we bij wijze van hulpmiddel een 'neuzentel-
ling' van de werkplaatsen verrichtenkunnen we de schattingen van de situatie in resp.
1800,1809 en 1819 met elkaar vergelijken met gebruik van de rapporten van Goldberg
en De Kanter/Dresselhuis naast onze cijfers van Van Doorn. Resultaat van een derge
lijke vergelijking is Tabel 5.
124