dat de post van thesaurier op zich. De activiteiten van het leesgezelschap vonden
ondertussen normaal voortgang. De Fransche leessociëteit werd als een afzon
derlijke organisatie gezien. Op 21 januari 1768 werd de naam van het genoot
schap vastgesteld op Genootschap ter bevordering van Nuttige Kunsten en Weten
schappen te Vlissingen onder de zinspreuk Non Sordent in Undis'5
Van een dergelijke moderne en aanvankelijk vooral litterair georiënteerde ge
nootschapstraditie, in het leven geroepen door een uit diverse sociale lagen
stammende en binnen het genootschap op relatieve voet van gelijkheid opere
rende actieve groep intellectuelen en magistraten was in Middelburg, althans
voorzover de bronnen strekken, geen sprake. Het laatste rederijkersgezelschap
was aan het eind van de zeventiende eeuw ter ziele gegaan16. Als enige bestond
hier sedert 1680 het zogenaamde Practisijnscollege onder de zinspreuk Salus
Praxeos, een gezelschap van advocaten die zich enige jaren na hun promotie ver
der op juridisch gebied bekwaamden en het gezelschap dan weer verlieten. Dit
college had geen bredere culturele intenties of pretenties en kan het best als een
professionaliseringsgenootschap beschouwd worden, zoals er ook op het terrein
van de medische wetenschap diverse bestonden. De beschikbare ledenlijst van
dit gezelschap, lopend van 1730 tot 1803 toen het college in het ongerede raakte,
laat zien dat de leden praktisch zonder uitzondering ambten bekleedden in de
Middelburgse magistraat of de hier gevestigde gewestelijke organen'7.
Dit ontbreken van een moderne genootschapstraditie in Middelburg rond de
eeuwhelft is des te opmerkelijker omdat aan een van de voorwaarden die elders
van zoveel invloed is gebleken bij de totstandkoming van genootschappen, na
melijk popularisering van de natuurwetenschappen in diverse lescollegies, ruim
schoots was voldaan. Naar het schijnt heeft de vermaarde J.Th. Desaguliers, die
overal in Europa onvermoeibaar het evangelie naar Newton predikte, om
streeks 1729 ook Middelburg aangedaan en hier enige lessen georganiseerd18. In
1733/34 werd na enige jaren stilte de fakkel overgenomen door de uit Veere af
komstige arts Leonard Stocke, die zich direct na het voltooien van zijn medische
studie te Utrecht in Middelburg had gevestigd. Hij richtte twee genootschappen
op, één voor de natuurkunde en één voor de bespiegelende ontleedkunde14. Het
is zeer aannemelijk dat het hier om zogenaamde lescollegies ging, zoals er elders
in de Republiek al vele waren opgericht, waar tegen betaling - Stocke's me
dische praktijk liep erg slecht - onderricht werd gegeven in de wonderwerken
van de schepping Ook het onderwijs van Stocke, dat te reconstrueren valt uit
de gedrukte afscheidsredevoering, in 1746 gehouden toen hij naar Utrecht ver
trok en de Middelburgse collegies werden opgeheven, lag geheel in deze fysico-
theologische traditie. De natuur- en ontleedkunde waren voor Stocke en zijn
collega's elders in de eerste plaats middelen om Gods bestaan, goedheid, wijs
heid en almacht te demonstreren. De toehoorders bij Stocke's lessen waren over
het algemeen afkomstig uit de brede burgerij, de laag onder de regentengroep.
Geen van de betrokkenen bekleedde een ambt in de Middelburgse regering of in
een van de gewestelijke colleges21Het betrof kooplieden en participanten in de
Commerciecompagnie als Jan Bomme, een enkele arts als Adrianus Stocke, een
broer van Leonard, figuren als Pieter de Timmerman, de vader van Petronella
Johanna de Timmerman, de vriendin van Betje Wolff, en Gregorius Herklots,
wiens nageslacht zich actief zou bemoeien met de Middelburgse Tekenacademie
en misschien als meest bekende Jan de Munck en twee van zijn zonen. De
Munck, stadsarchitect en ontwerper van de Koepoort en de Lutherse Kerk, liet
7