standkomen van het genootschap had bijgedragen, geen president-directeur was
geworden, legde Gallandat hem geduldig uit dat iets dergelijks in het leesgezel
schap op geen enkel bezwaar zou stuiten. Dat was een geprivatiseerd gezelschap
dat geïsoleerd van de samenleving opereerde en waarbinnen eigen regels golden
en waarin men ondanks verschillende afkomst gelijk was. Zijn optreden als pre
sident-directeur van het Zeeuwsch Genootschap achtte hij echter onvoorstel
baar. Een genootschap waarvan de Erfstadhouder als beschermheer optrad en
dat mede als doelstelling had de welvaart van de stad Vlissingen, Zeeland en de
Republiek kon alleen maar door regenten worden bestuurd, die voor deze wel
vaart ambtshalve verantwoordelijkheid droegen44.
Hoewel het Zeeuwsch Genootschap in meer dan een opzicht de structuur van
zijn grote voorbeeld, de Hollandsche Maatschappij te Haarlem, had overgeno
men, week het hier toch op enkele fundamentele punten van af. Dit geldt aller
eerst de positie van het Fransche leesgezelschapOok de Hollandsche Maat
schappij was voortgekomen uit een locaal gezelschap, maar dit speelde in de uit
eindelijke organisatie geen enkele rol meer. In Zeeland daarentegen had het lo
cale gezelschap een uiterst nauwe personele unie met het genootschap en fun
geerde gezien de organisatie van de besluitvorming in de praktijk zelfs als rugge-
graat. Deze organisatiestructuur verschafte het Zeeuwsch Genootschap van
meet af aan een Januskop: enerzijds fungeerde het als locaal gezelschap met een
locale recrutering, anderzijds als landelijk genootschap en stelde het leden uit de
hele Republiek aan. Deze gespletenheid wordt goed geïllustreerd door de sa
menstelling van het ledenbestand rond 1769. Alle directeuren waren afkomstig
van het eiland Walcheren, terwijl maar liefst 42% van het totale ledenbestand
hier eveneens thuishoorde. 5% van de leden was afkomstig van Zuid-Beveland.
De rest van Zeeland leverde geen bijdrage. 53% van de leden was afkomstig uit
de rest van de Republiek. Hiervan leverde Holland 65%, Utrecht 20%, Gelder
land 10% en Franeker 5%. Wanneer de geografische recrutering binnen Wal
cheren bekeken wordt, blijkt dat van de twintig directeuren er tien uit Middel
burg kwamen, negen uit Vlissingen en één uit Veere. Van de zestien Walcherse
leden kwamen er zeven uit Vlissingen, zes uit Middelburg en drie uit Veere. De
produktiewijze van de verhandelingen demonstreert dezelfde tweeslachtigheid.
Van de in totaal 34 stukken die tot maart 1769 voor publicatie in de Verhandelin
gen, het officiële medium van het genootschap, werden aangeboden, waren er 28
afkomstig van Walcherse leden. Hiervan waren er 21 eerst als voorlezing in het
leesgezelschap gepresenteerd.
De tweede afwijking geldt de litteraire oriëntatie. Stond bij de Hollandsche
Maatschappij de natuurwetenschap in het middelpunt, bij het Zeeuwsch Ge
nootschap lag de klemtoon, volledig in overeenstemming met ontstaansgeschie
denis en ledenrecrutering, op de letteren, geschiedenis en theologie45. Thema's
van deze strekking vormden het onderwerp van negentien verhandelingen. Me
dische onderwerpen werden in zes van de 34 verhandelingen aan de orde gesteld,
natuurhistorische thema's in vier en onderwerpen uit de wis- en natuurkunde
eveneens in vier van de inzendingen. Het enige meer maatschappelijke pro
bleem werd aangesneden door David Henry Gallandat in zijn 'Noodige onder
richtingen voor de slaafhandelaren', dat eerst als voorlezing was gepresenteerd
bij het Perpetueel Comité en in het eerste deel van de Verhandelingen werd op
genomen46. Gallandat beoogde een handleiding op te stellen voor medici die van
plan waren als Opperheelmeester van een slaventransportschip aan te monste-
16