acht leden uit dit gebied waren geschoolde medici en hun keuze kan als uitvloei sel van de grote presentie van medici in het Zeeuwsch Genootschap worden ge zien De overige drie leden waren verbonden aan de diverse academies waarmee het genootschap in min of meer onregelmatige correspondentie stond. Grote ge leerden, waaraan de Duitse gebieden in dit tijdvak toch geen tekort hadden, schitterden door afwezigheid. Vertegenwoordigers van de Duitse Aufklarung ontbraken evenzeer36. Frankrijk was met vier leden vertegenwoordigd. Geen enkele bekende verlichtingsphilosophe maakte hiervan deel uit. Zelfs lieden van de tweede of derde garnituur ontbraken. Ook wetenschappelijke zwaargewich ten waren een zeldzaamheid. Op de astronoom Lalande na, beperkte de recrute- ring zich tot enkele figuren die de moeite hadden genomen het genootschap met een vrijwillig ingezonden verhandeling of een boekgeschenk te vereren37. Zwe den, dat van oudsher academische relaties met de Republiek onderhield, lever de vier buitenlandse leden op, waaronder de befaamde bioloog Linnaeus en diens leerling C.P. Thunberg. Rusland fourneerde de van origine Zwitserse na tuurkundigen vader en zoon Euler, coryfeeën van de in St. Petersburg gevestig de academie. Engeland ontbrak in deze rijalleen Schotland was uitverkoren om twee leden te leveren. Vooraanstaande vertegenwoordigers van de Schotse Ver lichting waren hier niet bij. De meest opmerkelijke keus was de filosoof James Beattie, een volgeling van Thomas Reid, een van de scherpste bestrijders van de sceptische stroming binnen de Schotse Verlichting rond David Hume en Adam Smith38. In de recrutering van buitenlandse leden bij het Zeeuwsch Genootschap valt maar moeilijk een patroon te onderscheiden. Het ontbreken van echt grote na men en de voorkeur voor geleerden van de tweede of de derde rang doen ver moeden dat niet beleid, gebaseerd op een grote kennis van de wetenschappelijke kaart van Europa of waardering voor de snelle ontwikkelingen in met name de exacte wetenschappen, maar toeval de voornaamste rol heeft gespeeld. Buiten landse leden werden aangetrokken op grond van een persoonlijke relatie met een van de Zeeuwse leden, die immers voor de recrutering verantwoordelijk wa ren, of omdat ze zichzelf aan het genootschap hadden gepresenteerd39. Het vast stellen van verlichtingsinvloeden is minder gecompliceerd. Dat vertegenwoordi gers van de Franse Verlichting geheel ontbraken is niet verbazingwekkend. Het gehele Nederlandse verlichtingsdenken stond onwennig tegenover het scepticis me dat hierin aan de orde werd gesteld en moest van stringent deïsmelaat staan atheïsme al helemaal niets weten. Typerend is dat het genootschap zich al direct na de oprichting geabonneerd had op de Encyclopédiemaar dan wel op de ver sie bezorgd door abbé de Félice, een editie goedgekeurd door de protestantse theologische faculteit van de universiteit van Bern40. Het enthousiasme voor de Schotse reactie gepersonifieerd door Beattie voegt zich in dit patroon. Het is echter opmerkelijk dat de Engelse en Duitse verlichte theologen en neologen die elders in de Republiek een gewillig onthaal vonden, in het Zeeuwsch Genoot schap geen blik waardig werden gekeurd41De conclusie is daarom gerechtvaar digd dat, wat de recrutering van buitenlandse leden aangaat, de gematigde Ne derlandse Verlichting aan het genootschap is voorbijgegaan. De grote invloed van het Zeeuwse patriciaat binnen de Zeeuwse sectie van het genootschap en de daaronder ressorterende gezelschappen manifesteerde zich scherp tijdens de twisten die in 1778 uitbraken. De invoering van een nieuwe 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1985 | | pagina 56