De Vlissingse leden kozen partij voor de president, Isaac Winckelman, die de
zaak aan het rollen had gebracht48. Een jaar later stierf Tjeenk. Een gedachte
nisrede kon er voor de auctor intellectualis van het genootschap niet af. Het feit
van zijn overlijden werd in de notulen zelfs niet vermeld. De nauwe relatie met
de overheid die het genootschap al snel een groot landelijk prestige had ver
schaft, waardoor het veel meer leden kon aantrekken dan zonder een octrooi het
geval zou zijn geweest, had de speelruimte, met name waar het de ledenwerving
betrof, danig verkleind. Een hiërarchische opbouw en afsluiting naar onderen,
met name naar die groepen die geen goede relatie met de regentenelite konden
of wilden onderhouden, vormden de onvermijdelijke prijs die voor deze protec
tie betaald diende te worden44.
Gezien de nauwe banden tussen regenten en genootschap, was het onvermijde-
lij k dat het genootschap, al was het maar zijdelings, betrokken raakte bij de con
flicten van 1780-1787. De Zeeuwse Staten, die er in het algemeen op gespitst wa
ren de Prins als speerpunt in te zetten in hun niet aflatende strijd tegen de econo
mische en politieke suprematie van Holland, bleven ook in deze periode hun
trouw betuigen aan de stadhouder. De Prins was omgeven door Zeeuwse en Gel
derse raadslieden, terwijl de Zeeuwse raadpensionaris, Laurens Pieter van de
Spiegel, alle mogelijke middelen aanwendde om er voor te zorgen dat de Zeeuw
se regenten in hun steun aan de stadhouder bleven volharden50. Deze 'prinsge
zinde' houding moet echter niet te zeer als een Zeeuws natuurverschijnsel wor
den gezien. Hoewel nog veel te weinig onderzoeksresultaten beschikbaar zijn, is
het duidelijk dat allerlei persoonlijke en factieuze tegenstellingen barsten in de
Zeeuwse trouw aan de Oranje's teweeg konden brengen. Zierikzee en Vlissin-
gen waren patriots in dit tijdvak en met name waar het Vlissingen betrof, waren
er voor deze anti-oranje gezinde politiek ook precedenten. Van 1732 tot 1747
was het markiezaat van Vlissingendat doorgaans als een der hoekstenen van het
Zeeuwse orangisme wordt geïnterpreteerd, zelfs opgeheven51Het zou mijns in
ziens echter evenmin juist zijn deze positiekeuze van de meerderheid van de
Vlissingse raad als een uitsluitend ideologisch gefundeerde beslissing te zien.
Pragmatisch politieke overwegingen speelden een minstens zo grote rol. De
voortdurende concurrentiestrijd met Middelburg, nog verscherpt door het lang
zame verval waarmee Vlissingen geconfronteerd werd en de mogelij kheid los te
komen van de sterke druk op het stadsbestuur die de stadhouder dank zij zijn
markiezaat en met behulp van de Eerste Edele kon uitoefenen, waren ongetwij
feld de voornaamste motievenDat deze stellingname door patriotten uit de niet
ambten bezittende groepen als een principiële werd beschouwd, zal de vroed
schap op sommige momenten goed van pas gekomen zijn en op andere als een
lastige inperking van de manoeuvreerruimte zijn beschouwd. Hoewel eerst op
latere leeftijd definitief geredigeerd, zijn de autobiografische aantekeningen
van de Vlissingse vroedschap en directeur van het Zeeuwsch Genootschap, N.C.
Lambrechtsen, in dit opzicht typerend. Hierin distantieerde hij zich scherp van
de ideologische connotatie die de term patriot met zich meebracht. Voor hem
betekende deze alleen een politiek die het welzijn van de stad op het oog had.
Evenmin impliceerde zijn patriottisme een principiële afkeer van de stadhou
der. Wanneer het stadsbelang zoals dat door hem werd geïnterpreteerd, een
conflict met de stadhouder met zich mee bracht, was dat betreurenswaardig,
maar dit diende geen afschaffing van het stadhouderschap ten gevolge te heb
ben. Het was zijns inziens dan ook niet noodzakelijk dat dit politiek verschil van
inzicht lang bestaande vriendschappen ondermijnde52.
28