De gang van zaken binnen het genootschap in deze periode lijkt deze visie te be vestigen. Vele patriotse Vlissingse vroedschappen waren directeur van het ge nootschap. De Middelburgse directeuren daarentegen steunden de stadhouder in meerderheid. Beide groepen bleven de directeurenvergaderingen en de bij eenkomsten van zowel Perpetueel Comité als Middelburgsch Departement be zoekenzonder dat dit - althans voor zover denotulenende beschikbare corre spondenties strekken - tot grote conflicten leidde. Dit betekende overigens niet dat het genootschap voor wrijvingen gespaard bleef. Hoewel de notulen hier over zwijgen valt uit andere bronnen op te maken dat de meningsverschillen tus sen de Vlissingse en Middelburgse regenten over de te volgen politieke koers bij tijd en wijle in het genootschap werden voortgezet. De irenische, maar politiek volstrekt naïeve J. A. van de Perre, die ook bij de totstandkoming van de Acte van Verbintenis van 1786 enkele flaters had geslagen en uiteindelijk door Van de Spiegel in de boot was genomen, was er zelfs benauwd voor dat het genootschap aan deze twisten ten onder zou gaan53. Hierop wijst echter niets. De frequentie van de vergaderingen liep nauwelijks terug. De tegenstellingen, hoe verhit ook op politiek gebiedwaren - pace Van de Perre - blij kbaar toch niet zo veelomvat tend dat samenwerking binnen het genootschap onmogelijk werd. Zelfs Middel burgse leden als bijvoorbeeld de artsen Adriaan van Solingen en de doopsgezin de Samuel de Wind, die beiden actieve leden waren van het zogenaamde Leesge zelschap op de Balansde Sociëteit de Unie, bleven acte de présence geven in de vergaderingen van het genootschap54. Hoewel het niet ondenkbaar is dat de orangistische regenten de op zich al gematigde patriotten uit de niet politieke macht bezittende groepen in het genootschap bleven tolereren omdat hun machtspositie niet fundamenteel aangetast dreigde te worden of zelfs omdat ze deze zwakke patriotse groep wisten te manipuleren in hun onderlinge machts spel, ontbreekt er nog te veel aan het beeld van het Zeeuwse patriottisme om nu al meer definitieve conclusies te trekken. In ieder geval was de koers van het genootschap die uit het door deze drie groe pen geënsceneerde krachtenspel resulteerde, gematigd bij uitstek. Politiek werd in het genootschap niet bedrevenAlleen wanneer de situatie daartoe aanleiding gaf, zoals bij het bezoek van Willem V in 1786, die per slot van rekening protec tor van het genootschap was, bleek een gematigd orangisme boven te komen drijven. De deputatie die namens het genootschap de stadhouder met een be zoek vereerde stak bij deze gelegenheid een redevoering af waarin patriotse re genten van de signatuur Lambrechtsen zich zonder problemen konden vinden: "Vergun ons Doorl. en Koninkl. Hoogheden dat wij het Genootschap in Uwe hooge gunst en bescherming aanbevelen, terwijl wij de vierigste wenschen doen dat het den Godt der Wetenschappen behaage Uwe Doorl. Hoogheid met de ruimste maate van dezelve voor te komen, alle duisterheden te doen opklaaren en alles te schenken wat toebrengen kan, om in de gevestigde constitutie zich te mogen verblijden in den gelukkigen uitslag van alle de pogingen die tot bloei- stand van het Vaderland, de genoegens van Uwed. Doorluchtich Huis en den voorspoed der Vorstelijke spruiten worden aangewend...'55. De secretaris kon dan ook in november 1786 het publiek naar waarheid informeren dat '...de be roerten, welke, sedert eenen geruimen tijd, ons dierbaar Vaderland verontrus ten, hebben tot nog toe, geen de minste nadeelige gevolgen voor deze Maat- schappije gehad; de beminnelijke eendracht uit zoo veele Vergaderingen weg- gevloden heeft haar verblijf bestendig onder ons gehouden...'5 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1985 | | pagina 59