Het karakter van de Zeeuwse medische verhandelingen (21%) week nauwelijks af van de van elders ingekomene. Nauwkeurige beschrijvingen van bijzondere gevallen waren ook hier in de meerderheid. De wis- en natuurkundige (10%) en natuurhistorische (8%) vertogen hadden echter een ander kaliber dan die af komstig van de niet-Zeeuwse leden. De natuurhistorische verhandelingen had den grotendeels beschrijvingen van aan de Walcherse stranden gevonden zee dieren tot onderwerp2". Eenzelfde inventariserend karakter droegen de wis- en natuurkundige bijdragen. Korte beschrijvingen van merkwaardige natuurver schijnselen, meteorologische waarnemingen en zorgvuldig berekende logarith- mentafels waren het meest in trek21IJver en verwondering lijken de Zeeuwse natuurwetenschappelijke produktie dan ook beter te typeren dan distantie en analyse. In diverse verhandelingen kwam de religieuze preoccupatie aan de op pervlakte. Herhaaldelijk werd ervoor gewaarschuwd dat de resultaten van de natuurwetenschappen niet ten koste van de religie mochten gaanHet evenwicht dat de fysico-theologie tussen geloof en wetenschap had geconstrueerd moest koste wat kost gehandhaafd blijven. De mens met zijn door zonde verduisterd verstand was niet in staat alles te doorgronden en moest niet menen Gods gelijke te zijn22. De Zeeuwen waren er zelf klaarblijkelijk ook van overtuigd dat het overgrote deel van hun eigen produktie een ander kaliber had dan die van de niet-Zeeuwse leden. Wanneer een formeel criterium als het in druk laten verschijnen als kwali teitsmaatstaf wordt gehanteerd, blijkt dat de door deze laatste groep ingezonden verhandelingen, althans in de ogen van de Zeeuwse beoordelaars, over het ge heel genomen van een hoger niveau waren. 62% van de niet-Zeeuwse bijdragen haalde de drukpers tegen slechts 27% van de Zeeuwse. Alleen de veel grotere aanvoer van Zeeuwse stukken was er voor verantwoordelijk dat het aantal van Zeeuwen afkomstige stukken in de Verhandelingen iets hoger lag. Het is zeer aannemelijk dat de bezorgdheid over het niveau van de eigen produktie de mo tor achter de voortdurende druk op de niet-Zeeuwse leden om ook een bijdrage aan de Verhandelingen te leveren is geweest. Het andere karakter en kaliber van de Zeeuwse produktie moet mijns inziens in verband worden gebracht met de afwijkende samenstelling van het Zeeuwse le denbestand en het anders samengestelde publiek waarvoor men schreef. De Zeeuwse leden waren zoals reeds vastgesteld voor het merendeel figuren met een universitaire opleiding en een wetenschappelijke belangstelling. Hun voor opleiding was echter allereerst beroepsopleiding. De vele predikanten en medici die de wetenschappelijke dienst in het genootschap uitmaakten, schreven dan ook bij voorkeur verhandelingen die nauw aansloten bij hun dagelijkse werk. In het geval van de medici waren dit bijzondere gevallen in hun praktijk. Bij de pre dikanten betekende dit theologische tractaten, een uitstapje naar de fysico-the ologie of een verhandeling met een litterair of historisch karakter. Maar ook het publiek was anders. 175 van de in totaal ongeveer 220 verhandelingen hadden eerst als voorlezing in een van de beide locale departementen van het Zeeuwsch Genootschap gediend. Het grootste deel van dit publiek werd gevormd door di recteuren die wel belangstelling maar geen specialistische scholing achter de rug hadden en daardoor uiteraard meer geboeid waren door het bijzondere en het buitengewone. Dat de functie van de vele voorlezingen een geheel andere was dan die van de niet-Zeeuwse verhandelingen, die geschreven werden voor een landelijk publiek van vakgenoten, blijkt ook uit de voorwaarde die vaak gesteld 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1985 | | pagina 70